ECLI:NL:GHSHE:2023:1149

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.322.909_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verstekvonnis met niet-ontvankelijkheid van appellant

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een verstekvonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen op 30 november 2022. De appellant, die niet is verschenen in de eerste aanleg, heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft in een eerdere rolbeslissing van 28 februari 2023 overwogen dat de appellant op grond van artikel 335 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat voor hem enkel het rechtsmiddel van verzet openstond. De appellant heeft vervolgens verzocht om intrekking van de zaak, waarop de geïntimeerde heeft gereageerd met een conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in eerste aanleg niet is verschenen en dat hij derhalve niet in hoger beroep kan komen. De uitspraak van het hof op 11 april 2023 verklaart de appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep. Daarnaast is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 783,-- aan griffierecht en € 591,50 aan salaris advocaat. Deze kosten dienen binnen veertien dagen na de uitspraak te worden voldaan. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.322.909/01
arrest van 11 april 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.A.M. Kuijlaars te Helmond,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.G.E. Verbart te Tilburg,
als vervolg op de door het hof gegeven rolbeslissing van 28 februari 2023 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/385870 / HA ZA 22-522 gewezen vonnis van 30 november 2022.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 13 februari 2023;
  • de rolbeslissing van 28 februari 2023;
  • het H4-formulier voor de rol van 14 maart 2021 met een verzoek intrekking zaak;
  • de antwoordakte van geïntimeerde.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest.

2.De beoordeling

2.1.
In genoemde rolbeslissing heeft het hof overwogen dat uit het eindvonnis waarvan beroep kan worden opgemaakt dat appellant in eerste aanleg niet is verschenen en dat voor hem op grond van artikel 335 Rv het rechtsmiddel van verzet heeft opengestaan en niet dat van hoger beroep. Appellant is in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep en geïntimeerde heeft bij antwoordakte mogen reageren.
2.2.
Naar aanleiding van de rolbeslissing heeft appellant bij H4-formulier verzocht om intrekking van de zaak. Geïntimeerde heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant.
2.3.
Het hoger beroep richt zich tegen het verstekvonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 30 november 2022, gewezen tussen appellant als (niet verschenen) gedaagde en geïntimeerde als eiser. Op grond van het bepaalde in artikel 335 Rv staat voor de niet verschenen gedaagde enkel het rechtsmiddel verzet open, geen hoger beroep. Dat betekent dat appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij worden veroordeeld in de proceskosten, met bepaling dat deze kosten binnen 14 dagen na de uitspraak moeten zijn voldaan, zoals door geïntimeerde gevorderd.

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van geïntimeerde op € 783,-- aan griffierecht en op € 591,50 aan salaris advocaat (½ punt liquidatietarief II à € 1.183,--) en bepaalt dat de bedragen van € 783,-- en € 591,50 binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 april 2023.
griffier rolraadsheer