In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant, handelend onder de naam [bedrijfsnaam], had verzocht om inzage in bepaalde documenten die hij nodig achtte voor zijn verdediging in de hoofdzaak. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er een vermogensbeheerovereenkomst was gesloten tussen de appellant en de geïntimeerde, waarbij de appellant niet conform het afgesproken beleggingsprofiel had gehandeld. De rechtbank had de appellant veroordeeld tot schadevergoeding aan de geïntimeerde. In het incident vorderde de appellant inzage in documenten om aan te tonen dat de geïntimeerde bij een andere bank was weggegaan vanwege tegenvallende rendementen. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde stukken relevant waren voor zijn vordering. Het hof wees de vordering af, omdat de geïntimeerde al voldoende inzicht had gegeven in haar risicoprofielen en de appellant niet had onderbouwd dat de gevraagde stukken noodzakelijk waren voor de beoordeling van de hoofdzaak. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.