In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 mei 2023 uitspraak gedaan op een herzieningsverzoek van een verzoeker, wonend in Duitsland, met betrekking tot aanslagen in de inkomstenbelasting over de jaren 2012 en 2013. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard door de inspecteur. Na een ongegrond beroep bij de rechtbank en een hoger beroep bij het hof, had de Hoge Raad het cassatieberoep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
De verzoeker heeft op 28 oktober 2021 een herzieningsverzoek ingediend, steunen op informatie die reeds vóór de uitspraak van het hof bekend was. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten van artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gebaseerd, al bekend waren bij de verzoeker vóór de eerdere uitspraak.
Het hof heeft het verzoek tot herziening afgewezen, omdat het niet aan de voorwaarden voldeed die in de wet zijn gesteld. Tevens is er geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of om de proceskosten te veroordelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.