Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] ,
[appellante 2],
[appellante 3],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/328050 / HA ZA 17-784)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering en vermeerdering van eis, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties.
3.De beoordeling
"in het incident: grief 1")dat zij, ondanks de veroordeling in eerste aanleg bij het vonnis van 22 mei 2019, nog steeds niet de beschikking hebben over het dossier van de notaris. Volgens de zussen kan alleen [naam 3] als opdrachtgever van de notaris een verzoek tot afgifte van het dossier doen. Uit het dossier kan volgens de zussen blijken in hoeverre er overleg tussen [naam 3] en de notaris heeft plaatsgevonden over de opnames bij leven van erflaatster en kunnen daarin aanwijzingen worden gevonden over het beheer van de financiën van erflaatster.
"Tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster[ [appellante 1] ]
naar voren gebracht dat [naam 3] recent, in februari 2019, tijdens een zitting bij de civiele rechter heeft verklaard dat hij en [geïntimeerde 2] altijd bereid zijn geweest hun medewerking te verlenen aan inzage in het dossier van de notaris. Voor zover klaagster daarmee heeft willen betogen dat het de notaris dus vrij staat om het dossier alsnog aan haar te overhandigen, verwerpt de kamer deze stelling. Een notaris kan zich namelijk niet van zijn/haar geheimhoudingsplicht laten ontslaan door de opdrachtgever of door anderen die bij de bewuste rechtshandeling betrokken zijn (artikel 4 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011). Daaruit volgt dat de notaris de informatie die [naam 3] als zodanig aan haar heeft toevertrouwd, niet aan derden kenbaar mag maken, ook niet als [naam 3] de notaris daarvoor toestemming zou geven. (…)"