Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de onderneming 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de onderneming 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9313271 \ CV EXPL 21-3251)
2.Het geding in hoger beroep
€ 2.135,-, in deze zaak op 26 juni 2023 betaald. Dat is te weinig en te laat. Op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 3 Wgbz en artikel 353 juncto artikel 127a Rv dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (artikel 127a lid 3 Rv).