Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- De aanleiding voor het overnemen van het beheer van de camping door gemeente [gemeente] is een groot aantal meldingen van misstanden die op de camping zouden plaatsvinden.
- Na het vestigen van het beheer in 2017 kregen de op de camping aanwezige huurders een brief van gemeente [gemeente] dat zij geen huur meer hoefden te betalen. De gemeente is de camping gaan ontruimen en de gehele inrichting van de camping, inclusief de aanwezige campers, is van het terrein verwijderd en gesloopt.
- Dit is gebeurd in het kader van de integrale aanpak van diverse overheidsinstanties in het project “ [project] ”. De doelstelling van dat project was het in beheer krijgen en definitief sluiten van de camping.
- De gemeente heeft de bij belanghebbende betrokken natuurlijke personen de toegang tot het terrein ontzegd (zie ook Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1408).
- De gemeente vordert een beheersvergoeding van € 5,5 miljoen van belanghebbende. Belanghebbende bestrijdt de rechtmatigheid van het beheer en eist een schadevergoeding van de gemeente. De uitkomst van deze bij de Raad van State lopende procedure is thans onbekend.
- In 2024 is de onroerende zaak in een openbare executieveiling door de gemeente verkocht en later dat jaar heeft de gemeente het terrein zelf aangekocht.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
rechthebbendekrachtens eigendom is, terwijl in de bepalingen van de OZB ook in de nadere verwijzing eenduidig van de
genothebbendekrachtens eigendom wordt gesproken. Uit de parlementaire geschiedenis van de WSH [1] maakt het hof op dat het veranderen van genothebbende in de term rechthebbende een redactionele wijziging is geweest, waarmee derhalve geen inhoudelijke wijziging is beoogd. Het hof gaat daarom – evenals de rechtbank – uit van een gelijke strekking van de bepalingen van de OZB en WSH en dat het draait om de vraag of belanghebbende “genothebbende krachtens eigendom” is.
voor de gewenste doeleindenkon worden gebruikt [5] .
van € 1.750 (2 punten [7] x € 875 waarde per punt x 1 voor het gemiddelde gewicht van deze zaak).
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 548;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij het hof van € 1.750, te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).