In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 en de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende, wonend in België, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting, omdat hij meende dat zijn hoofdverblijf in [plaats] was. De heffingsambtenaar had echter vastgesteld dat de belanghebbende in 2021 in België woonde en niet in [plaats]. De rechtbank had eerder de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 9 augustus 2024 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, maar het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te tonen dat [plaats] zijn hoofdverblijf was. Het hof verklaarde het hoger beroep tegen de aanslag forensenbelasting ongegrond en het hoger beroep tegen de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2019 niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.