6.6.Verkoper is bovendien van alle aansprakelijkheid ontslagen en niet gebonden klachten of gebreken te accepteren, indien koper niet op stipte wijze zijn betalingsverplichtingen en/ of andere verplichtingen is nagekomen.”
6.1.3.Partijen voerden de overeenkomst feitelijk zo uit dat de leveringen van de doorgroeide compost plaatsvonden op het bedrijfsterrein bij [appellante] te [plaats] alsmede te [plaats 2] en dat [bedrijf A] het vervoer regelde. [plaats] en [plaats 2] bevinden zich geografisch op ongeveer 11 kilometer van elkaar.
6.1.4.Begin 2019 heeft [bedrijf A] aan [appellante] aangegeven dat zij na 1 september 2020 niets meer heeft aan doorgroeide compost, omdat zij overgaat op het inkopen van vacuüm gekoelde substraat.
6.1.5.In april 2019 heeft er tussen partijen een bespreking plaatsgevonden op het kantoor
van [appellante] waarin [bedrijf A] heeft aangekondigd dat de jarenlange samenwerking na 1
september 2020 (week 35 van dat jaar) niet wordt voorgezet.
6.1.6.Op 1 juli 2019 heeft [persoon B] per e-mail aan [appellante] (productie 14 CF) onder meer geschreven:
“Vanaf week 16 tot week 25 zijn er minimaal 44 leveringen schijnbaar vanaf “derden” geleverd. (…)Ik begrijp niet dat [appellante] zo eigenwijs is om gewoon toch te leveren via derden terwijl we dit duidelijk hebben afgesproken en onlangs nogmaals naar hebben verwezen.”
Uit de door [geïntimeerde] overgelegde correspondentie uit juli 2019 met haar transporteur (productie 15 CF) [bedrijf B] blijkt dat de door [geïntimeerde] ingeschakelde transporteur in de eerste helft 2019 compost heeft geladen bij [appellante] [plaats] , [appellante] [plaats 3] , [adres plaats 2] (te [plaats 2] ) en een keer bij [bedrijf C] .
6.1.7.[appellante] , [geïntimeerde] en [bedrijf A] zijn op 9 juli 2019 overeengekomen dat [geïntimeerde] alle rechten en verplichtingen uit de overeenkomst van 5 september 2018 tot aan het einde van de overeenkomst overneemt. [bedrijf A] en [geïntimeerde] maakten onderdeel uit van dezelfde groep, die door [persoon B] is opgericht.
6.1.8.Op 5 september 2019 heeft [persoon B] per e-mail (productie 5 CF) aan [persoon A] geschreven:
“In week 51 en week 52, 2019 en week 1 2020 sluiten we alle activiteiten en/of zijn we op
vakantie. Er hoeft dan ook geen compost worden geleverd in deze weken. Hopende je
voldoende te hebben geïnformeerd.”
6.1.9.[persoon A] heeft daar dezelfde dag op geantwoord (productie 5 CF):
“Ik zal die uit de planning laten halen. Ik neem aan dat je dan een voorraad wilt opbouwen om die weken te overbruggen. Extra bestelling s.v.p. tijdig aangeven zodat we kunnen kijken of dat past.”
6.1.10.Op 22 januari 2020 heeft [appellante] intern het volgende gemaild, waarbij [geïntimeerde] is aangeduid als “ [afkorting geïntimeerde] ”:
“Onderstaand de tonnen die door [afkorting geïntimeerde] in mindering zijn gebracht.
Onderstaande tonnen zijn dan de tonnen die nog gecompenseerd moeten worden tussentijds
of na afloop van het contract.
Week 9: 60 ton
week 10: 60 ton
week 11: 60 ton”.
6.1.11.Op 22 februari 2020 is namens [geïntimeerde] aan [appellante] het volgende gemaild:
“Kindly see attached compost orders for week 16-22.
(…)
We are still ordering less these weeks as we still have plenty due to some filling changes.
We understand that we need to take MT's until after contract. For any changes, I will you
know in advance.”
6.1.12.Op 14 april 2020 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] het volgende gemaild:
“After double checking:
We need to cancel all compost (latest) in 4 weeks from now the following:
a. 6 X150 MT/week = 800 MT
b. Therefore in 4 weeks from now: 6 weeks no delivery of any compost.The harbors are one big mess, containers are stuck for many weeks in the harbor, markets are closed and traffic is restricted or not allowed.
c. Thus: from week 20 until week 26 zero deliveries.
d. From week 27 we can start again with 90 MT per week (or 3 containers) yet to be confirmed.”
6.1.13.Op 20 april 2020 om 17.10 uur heeft [geïntimeerde] aan [appellante] het volgende gemaild:
“The corona situation in SE Asia is not getting better, Singapore closed all HORECA last week. We hereby cancel another 3 weeks of compost. Thus week 27, 28 and week 30 no deliveries. Hopefully we can restart deliveries at week 31 we will inform you accordingly.”
6.1.14.[appellante] heeft daar dezelfde dag per mail om 17.30 uur het volgende op gereageerd:
“Noted. Hope that sales will improve sooner.
We will add this cancelled volume at the compensation list to be delivered after end of contract date.”
6.1.15.Op 7 juni 2020 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] het volgende gemaild:
“In week 31, Aug 3-7 2020, we pick up 120 MT at [appellante] . [plaats] .
In week 32, August 10-14, we pick up 120 MT Al5 at [appellante] [plaats]
In week 33, August 17-21, we pick up 120 MT Al 5 at [appellante]
In week 34, August 24-28, we pick up 120 MT Al 5 at [appellante] [plaats] .
Week 34 will be our last pick up at [appellante] until further notice. Please co-ordinate with [appellante] in [plaats] accordingly.”
6.1.16.Bij brief van 8 juli 2020 (productie 6 [appellante] ) heeft (de advocaat van) [appellante] aan [geïntimeerde] geschreven dat [geïntimeerde] , door de mededeling dat zij in week 35 geen compost afneemt op grond van artikel 6:83 sub c BW in verzuim is komen te verkeren en sommeert zij [geïntimeerde] uiterlijk vóór vrijdag 17 juli 2020 te bevestigen dat [geïntimeerde] (in totaal) 2.654 ton doorgroeide compost van [appellante] tegen de overeengekomen condities (€ 120,50 per ton) zal kopen, afnemen en betalen.
6.1.17.[persoon B] heeft hier namens [geïntimeerde] bij brief van 17 juli 2020 (productie 2 CF) op gereageerd en (onder meer) geschreven:
“Wellicht dat u het beste even een substraat afname overzicht van uw cliënte kunt aan vragen over de termijn van Sept 2018 - Sept 2020. Volgens onze administratie is in de contractperiode van sept 2018-2020 meer dan de overeengekomen 150 X 52 X 2 MT afgenomen (al in Juni 2020). Dat er verschuivingen hebben plaats gevonden van leveringen is in goed onderling overleg afgesproken met uw cliënte. Dat nu uw cliënte plotseling een zelfgekozen "tijdstikker" gaat instellen van Jan 2019 i.p.v. Sep. 2018, is natuurlijk wel opmerkelijk en zeker niet acceptabel. (…)
Tevens is uw cliënte uitgebreid en op tijd geïnformeerd dat er na Augustus 31 2020 geen mogelijkheid meer bestaat door ondergetekende om "los gestort” substraat te komen afhalen. (…)
5. Conclusies:
Einde contract: Het contract loopt van 1 september 2018 tot 1 september 2020. In deze periode is meer substraat afgenomen dan de contractuele afname gedaan van 2 (jaar) X 52 (weken) X 150 MT.
Communicatie: er is voldoende en op tijd gecommuniceerd dat er na 1 september 2020 geen
losse compost meer ontvangen kan worden, dus leveringen na deze datum zijn door ons in
losse vorm onmogelijk en daar was uw cliënte van op de hoogte. (…)”
6.1.18.Op 24 juli 2020 heeft (de advocaat van) [appellante] (onder meer) aan [geïntimeerde] geschreven (productie 6 [appellante] ):
“Conclusies: [appellante] constateert dat u niet ingaat op de sommaties in mijn brief van 8 juli 2020. [appellante] constateert verder dat u blijkbaar niet voornemens bent om de niet afgenomen hoeveelheden doorgroeide compost (2.654 ton a € 120,50 per ton) vanaf 1 september 2020 af te nemen en te betalen. [appellante] zal om die reden de door haar reeds aangekondigde opschorting van leveringen handhaven indien en zodra blijkt dat de vooruitbetaling van € 60.000,00 zal zijn verrekend met openstaande posten en/of uit te voeren leveringen; verder zal [appellante] zich beraden op nader te nemen stappen. Om misverstanden te voorkomen betekent dit dat de reeds geplande leveringen van week 31 t/m 34 doorgaan voor zover ze gedekt zijn door het voorschot.”
6.1.19.Op 25 juli 2020 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] onder meer het volgende bericht:
“Wij zullen compost afnemen tot en met week 35, 2020 en vooruitbetalen zodat de "vrees" voor niet betaling van de tafel is. De overeenkomst tot het leveren en afnemen van doorgroeide compost", getekend 05/09/2018 eindigt op 1 September 2020. Tot deze datum heeft uw cliënte een leveringsplicht. Na deze datum kan er onderhandeld worden over een eventuele voortzetting van een afname van compost, echter dan weliswaar in een andere verpak en/of levervorm.”
6.1.20.[appellante] heeft in week 35 van 2020 geen substraat geleverd aan [geïntimeerde] , hoewel [geïntimeerde] toen wel wilde afnemen. In twee mails van 26 augustus 2020 aan [persoon A] schrijft [persoon B] (productie 7 CF) dat [geïntimeerde] [appellante] bij “niet levering” in week 31-35 aansprakelijk houdt en dat [geïntimeerde] schade gaat leiden. Voorts schrijft hij dat [appellante] niet levert en dat hij de containers niet meer kan annuleren.
6.1.21.Op 9 september 2020 heeft [appellante] [geïntimeerde] per brief geïnformeerd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
De procedure bij de rechtbank
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellante] bij inleidende dagvaarding, samengevat, dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.508,47 en
€ 334.147,00, vermeerderd met rente en kosten.
6.2.2.[appellante] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] volgens de overeenkomst minimaal 150 ton substraat per week moest afnemen, derhalve in de periode van 30 december 2019 tot 1 september 2020 in totaal 5.250 ton. [geïntimeerde] heeft echter maar 2.477 ton afgenomen, dus 2.773 ton substraat te weinig. Partijen hebben voorts afgesproken dat [geïntimeerde] dit tekort zou compenseren, maar [geïntimeerde] heeft dat na afloop van de overeenkomst geweigerd.
[geïntimeerde] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [appellante] heeft daarom de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden en vordert een schadevergoeding (gederfde omzet) van in totaal € 334.147,00 (€ 120,50 x 2.773 ton).
Daarnaast heeft zij voor het door [geïntimeerde] afgenomen substraat in de weken 31 tot en met 34 van 2020 facturen gestuurd aan [geïntimeerde] tot in totaal € 64.508,47. [geïntimeerde] heeft een voorschot van € 60.000,00 betaald, dat [appellante] heeft verrekend met een deel van de facturen. Een bedrag van € 4.508,47 resteert derhalve nog te betalen.
6.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In reconventie heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [appellante] doordat zij in week 35 geen substraat heeft geleverd en/of doordat [appellante] heeft geleverd vanuit locatie [plaats 2] in plaats van locatie [plaats] en/of doordat [appellante] niet-volle vrachten heeft geleverd. Daarom is [appellante] gehouden de schade van [geïntimeerde] die zij als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. [geïntimeerde] heeft schadevergoeding gevorderd, te begroten door de rechtbank, dan wel nader te begroten in een schadestaatprocedure.
Voorwaardelijk, in geval de rechtbank in conventie oordeelt dat [geïntimeerde] is gehouden tot het vergoeden van enige schade van [appellante] , heeft zij wijziging van de overeenkomst gevorderd in die zin dat de totale hoeveelheid af te nemen substraat dient te worden verminderd met de hoeveelheid substraat die [geïntimeerde] te weinig heeft afgenomen, dan wel de overeenkomst voor dat gedeelte dat [geïntimeerde] te weinig heeft afgenomen, te ontbinden, dan wel subsidiair te bepalen dat [appellante] 50%, dan wel een ander door de rechtbank te bepalen percentage, van de door haar geleden schade zelf dient te dragen.
Tot slot heeft zij (proces-)kosten en wettelijke rente gevorderd.
6.2.5.[geïntimeerde] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij haar in week 35 weigerde substraat te leveren. Daardoor heeft [geïntimeerde] minder champignons kunnen oogsten. Zij stelt € 274.489,00 aan schade te hebben. Mocht de schade niet vastgesteld kunnen worden, dan vordert zij een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Daarnaast heeft [appellante] vanuit [plaats 2] geleverd in plaats van de overeengekomen locatie [plaats] . Daardoor had [geïntimeerde] hogere transportkosten van ongeveer € 22.000,00 (€ 500,00 per rit x 44 leveringen). Tot slot heeft [appellante] niet-volle vrachten geleverd, terwijl die vol hadden moeten zijn waardoor [geïntimeerde] ook hogere transportkosten had. Deze kosten moeten volgens [geïntimeerde] nog worden begroot.
Aan de wijziging van de overeenkomst legt [geïntimeerde] onvoorziene omstandigheden ten grondslag (artikel 6:258 BW). Zij stelt dat [appellante] zich redelijkerwijs niet kan beroepen op de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst vanwege de coronapandemie.
6.2.6.[appellante] heeft hiertegen verweer gevoerd. Dit verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.7.In het tussenvonnis van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast. De mondelinge behandeling is gehouden op 30 juni 2022.
6.2.8.In het eindvonnis van 2 november 2022 heeft de rechtbank in conventie (kort gezegd) geoordeeld dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst gehouden was tot afname van 150 ton substraat per week. [geïntimeerde] heeft in 2020 in strijd met de overeenkomst te weinig substraat afgenomen en is gehouden de door [appellante] geleden schade te vergoeden. De rechtbank heeft de schade begroot op 10% van de gederfde omzet van [appellante] en [geïntimeerde] in conventie veroordeeld tot betaling van € 31.607,15 vermeerderd met wettelijke rente. Ook het bedrag van € 4.508,47 vermeerderd met wettelijke handelsrente heeft zij toegewezen. [geïntimeerde] is veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.
6.2.9.In reconventie heeft de rechtbank voor recht verklaard dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [appellante] doordat zij in week 35 geen substraat heeft geleverd alsmede dat [appellante] gehouden is om de schade van [geïntimeerde] die zij als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. [appellante] is veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De vorderingen die zijn gegrond op de gestelde tekortkomingen (i) dat [appellante] leverde vanuit [plaats 2] in plaats van [plaats] en (ii) dat zij niet volle vrachten leverde, zijn door de rechtbank afgewezen. Ook de door [geïntimeerde] voorwaardelijk ingestelde vorderingen zijn door de rechtbank afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank [appellante] veroordeeld in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep
6.3.1.[appellante] heeft in principaal hoger beroep twee grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in conventie en, opnieuw rechtdoende, tot integrale toewijzing van haar vorderingen in conventie. Het vonnis in reconventie dient eveneens door het hof te worden vernietigd en tot integrale afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] , in conventie en in reconventie, in de kosten van beide instanties.
6.3.2.In principaal appel heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [appellante] dan wel tot ongegrondverklaring van de twee grieven van [appellante] , althans tot afwijzing van de vorderingen van [appellante] in conventie.
In incidenteel appel heeft zij negen grieven gericht tegen het vonnis. Zij heeft gevorderd dat het hof
- [appellante] veroordeelt om wegens strijd met artikel 21 Rv aan [geïntimeerde] te voldoen de proceskosten van [geïntimeerde] ad € 920,00 te vermeerderen met de wettelijke rente in geval van niet-tijdige betaling;
- verklaart voor recht dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [appellante] , nu zij heeft geleverd vanuit locatie [plaats 2] in plaats van locatie [plaats] en/of doordat [appellante] niet-volle vrachten heeft geleverd alsmede dat [appellante] gehouden is om de schade van [geïntimeerde] als gevolg daarvan te vergoeden;
- [appellante] veroordeelt tot betaling van de door het gerechtshof begrote dan wel geschatte schade van [geïntimeerde] , te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen arrest, dan wel, voor zover de hoogte van de schade in de onderhavige procedure niet (voldoende) komt vast te staan, te verwijzen naar een schadestaatprocedure.
Voorwaardelijk, voor zover het hof in conventie van oordeel is dat [geïntimeerde] is gehouden tot het vergoeden van schade van [appellante] heeft zij gevorderd:
- primair de overeenkomst te wijzigen door de totale hoeveelheid af te nemen substraat te verminderen met de hoeveelheid substraat die [geïntimeerde] te weinig heeft afgenomen, dan wel de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden voor de hoeveelheid substraat die [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof te weinig heeft afgenomen;
- subsidiair te bepalen dat [appellante] 50%, dan wel een ander door het hof in goede justitie te bepalen percentage, van de door haar geleden schade zelf dient te dragen.
In principaal en incidenteel appel vordert [geïntimeerde] [appellante] te veroordelen in de proceskosten, nakosten en overige kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien [appellante] dit bedrag niet tijdig voldoet.