Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer: C/02/390727 /HA ZA 21-600)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
Uitgaande van de brief van 16 oktober 2020 resteren ten aanzien van de webshop en de hosting dan nog de gestelde gebreken dat de filter- en navigatiefuncties aan de voorkant van de webshop onder de maat zijn, dat de-navigatie aan de achterkant van het DHL-labelsysteem niet naar behoren werkt, dat de btw niet correct wordt vermeld op de factuur en dat de website traag is.”
Het verweer ten aanzien van de gestelde gebreken dat de filteren navigatiefuncties aan de voorkant van de webshop onder de maat zijn, dat de navigatie aan de achterkant van het DHL-labelsysteem niet naar behoren werkt en dat de btw niet correct wordt vermeld op de factuur is dan ook onvoldoende weersproken. Dit brengt met zich dat deze gebreken niet zijn komen vast te staan en dus niet kunnen leiden tot toewijzing van de ingestelde vorderingen.”
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [bedrijf A] na de eerste klachten en de daarna door [bedrijf B] verrichte herstelwerkzaamheden nogmaals tijdig heeft geprotesteerd. Dit had wel op haar weg gelegen. Het moet voor de wederpartij immers kenbaar zijn dat de herstelwerkzaamheden niet naar tevredenheid zijn uitgevoerd en dat het gebrek dus nog steeds bestaat. Dat [bedrijf A] niet (opnieuw) tijdig heeft geprotesteerd ter zake de traagheid van de webshop, heeft tot gevolg dat [bedrijf A] ingevolge artikel 6:89 BW geen beroep meer kan doen op dit (gestelde) gebrek. Aan beantwoording van de vraag of er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [bedrijf B] komt de rechtbank daarom niet toe.”
Nu niet is gebleken dat