2.13.Op 3 juli 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende de informatiebeschikking gegeven. Deze heeft betrekking op de heffing van omzetbelasting en vennootschapsbelasting over de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016. De informatiebeschikking vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
2. Omvang en tijdstip informatieverzoek
De inspecteur heeft informatie ontvangen met betrekking tot de vennootschap [belanghebbende]. [Belanghebbende] is een naar het recht van [vestigingsplaats] opgericht lichaam. Bestuurders en aandeelhouders van deze Limited zijn [Belanghebbende 1] en [Belanghebbende 2].
Per brief van 21 maart 2018 heb ik [belanghebbende] om informatie gevraagd. In de hiervoor genoemde brief heb ik een beschouwing gegeven over het theoretisch kader van het Nederlands heffingsbelang met een verwijzing naar artikel 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2003, nr. 38 122, BNB 2003/268. Daarnaast heb ik in mijn brief het theoretische kader toegepast op de feiten en omstandigheden inzake [belanghebbende]. Ik heb u medegedeeld dat ik informatie heb ontvangen van derden inzake de werkzaamheden in Nederland bij Nederlandse eindopdrachtgevers door de bestuurders van [belanghebbende].
Uit informatie die de inspecteur van derden heeft gekregen, valt af te leiden dat [Belanghebbende 2] namens [belanghebbende] werkzaamheden in Nederland heeft uitgevoerd.
[Belanghebbende 1] heeft na zijn formele vertrek naar [vestigingsplaats] namens [belanghebbende] in voortdurendheid werkzaamheden voor een Nederlandse eindopdrachtgever verricht. [Belanghebbende 1] was bij deze eindopdrachtgever voor vertrek naar [vestigingsplaats] ook werkzaam. De plaats van werkzaamheden was op dat moment gelegen in Nederland, waarvoor door [Belanghebbende 1] kosten voor dagelijks woon-werkverkeer is geclaimd. Volgens verkregen informatie van derden zou er bij de werkzaamheden voor deze eindopdrachtgever na vertrek van [Belanghebbende 1] naar [vestigingsplaats] niets zijn veranderd.
Op basis van deze informatie lijkt het aannemelijk dat de feitelijke vestigingsplaats van [belanghebbende] in Nederland is gelegen, danwel dat er sprake is van een vaste inrichting in Nederland of dat er sprake is van een vaste vertegenwoordiging in Nederland. Deze feiten leiden tot een fiscaal Nederlands heffingsbelang bij [belanghebbende]. In redelijkheid heb ik mij daardoor op het standpunt gesteld dat de gevraagde inlichtingen en gegevens van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing van belanghebbende.
Gevraagde informatie
Per brief van 21 maart 2018 heb ik u verzocht om de volledige administratie (inclusief afschriften van alle e-mailverkeer, contracten en overeenkomsten, bankafschriften etc.) van de vennootschap in te zenden over 2013 tot en met heden. Kopie van deze brief heb ik bijgevoegd als bijlage 1.
Als alternatief heb ik [Belanghebbende 1] en [Belanghebbende 2], in hun hoedanigheid als bestuurders van [belanghebbende], op grond van artikel 41 AWR, opgeroepen voor een gesprek in persoon op het Belastingkantoor te Utrecht en ze in de gelegenheid te stellen om de administratie persoonlijk te overhandigen en toe te lichten. In mijn brief heb ik 16 april 2018; 17 april 2018; 23 april 2018; 24 april 2018 en 26 april 2018 als beschikbare datum voorgesteld. Ik heb belanghebbenden gevraagd binnen 2 weken na dagtekening van de brief te reageren op het verzoek om een afspraak te maken en ik heb verzocht binnen 4 weken na dagtekening van de brief de administratie te verstrekken.
Tot slot zou het belanghebbende onduidelijk zijn wat ik onder ‘administratie’ versta. In [vestigingsplaats] zouden andere administratieve eisen worden gesteld dan in Nederland. Belanghebbende verzocht mij helderheid te verstrekken ter voorkoming van het risico niet te kunnen voldoen aan de informatieverplichting, zonder overigens eerst enige documentatie te overleggen. In mijn reactie van 28 mei 2018 heb ik een opsomming gegeven van wat ik ondermeer onder administratie beschouw. Daar ik tot op heden nog geen enkel stuk heb ontvangen zal ik deze opsomming hieronder nogmaals
geven:
1. (Concept-)Jaarrekeningen 2013 tot heden van [belanghebbende] of andere stukken die inzicht geven in de financiele positie per balansdatum en de betreffende accountantsrapporten;
2. een beschrijving van de administratieve organisatie en interne beheersing van [belanghebbende] waarin is opgenomen hoe
a. telefoonverkeer, e-mailverkeer, communicatie via sms/skype/facetime/whatsapp of via overige communicatiekanalen moeten worden vastgelegd en geadministreerd;
b. het proces en de vastleggingen rond aandeelhoudersvergaderingen is beschreven;
c. het proces en de vastleggingen rond bestuursvergaderingen is beschreven; en/of
d. het proces rond binnenkomende inkoopfacturen is beschreven.
3. (een digitale kopie van) de volledige administratie (in de meest ruime zin van het woord) van [belanghebbende] over de periode van 2013 tot heden. Onder de volledige administratie versta ik alle gegevens over [belanghebbende] die zijn vastgelegd, zowel op papier als in digitale vorm. Dit zijn onder meer, doch zeker niet uitputtend, de volgende stukken:
a. De (digitale) financiele administratie;
b. Alle (e-mailcorrespondentie met de heer Belanghebbende 1 en mevrouw Belanghebbende 2, inbrengers van vermogen, debiteuren, banken, financiers, autoriteiten, de vertegenwoordiger(s) namens [belanghebbende];
c. Verslagen en/of notulen van bestuursvergaderingen en - overleggen;
d. Bestuursbesluiten;
e. Tussentijds gemaakte (klad)-berekeningen;
f. In- en verkoopfacturen en overige facturen;
g. Alle bankafschriften;
h. Leningsovereenkomsten en een overzicht van de rekening-courantrekening(en);
i. Verslagen van aandeelhoudersvergaderingen van [belanghebbende] en verslagen van aandeelhoudersvergaderingen van (eventuele) deelnemingen;
j. Documenten waaruit blijkt op welk moment [belanghebbende] belastingplichtig is geworden voor de winstbelasting van [vestigingsplaats]
k. Winstbelastingaangiften en -aanslagen van de jaren 2013 tot heden van [belanghebbende].
4. Het tijdschrijven (of de urenverantwoording) van de medewerkers en de directie van [belanghebbende] ten behoeve van [belanghebbende] en ten behoeve van klanten van [belanghebbende].
Indien de (e-mail)correspondentie fiscale adviezen bevat, mogen de adviesdelen van die
correspondentie onleesbaar gemaakt worden.
3. Conclusie
Op dit moment is voldoende dat ik mij, gelet op de bij mij bekende gegevens, op het standpunt kan stellen dat de door mij gevraagde gegevens, inlichtingen, bescheiden en/of andere gegevensdragers van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van [belanghebbende]. In mijn e-mail van 13 april 2018 heb ik u al medegedeeld dat ik pas kan beoordelen of er sprake is van een reële heffing en tot welke omvang, als ik over alle feiten en omstandigheden beschik.
Ik stel vast dat ik de verzochte informatie, genoemd in onderdeel 2, niet heb ontvangen. Daarom ontvangt u bij deze een informatiebeschikking. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 52a van de AWR en wordt aan u afgegeven omdat u ook na herhaalde verzoeken, niet heeft voldaan aan uw informatieverplichtingen van artikel 47 eerste lid letter a en b en artikel 49 van de AWR. Deze informatiebeschikking heeft betrekking op de omzetbelasting en vennootschapsbelasting van het jaar 2013, 2014, 2015 en 2016.
U kunt, naar aanleiding van deze beschikking, ervoor kiezen om alsnog aan de informatieverplichting(en) te voldoen. In dat geval verzoek ik u om spoedig doch binnen 2 weken na dagtekening van deze informatiebeschikking met mij contact op te nemen.