Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Art. 1:402 BW laat de rechter een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van een alimentatieverplichting. Met inachtneming van de belangrijkste gezichtspunten die volgens de wetgever bij de bepaling van de ingangsdatum van een (wijziging van een) alimentatieverplichting in aanmerking zijn te nemen, liggen drie data het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden intreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het inleidend processtuk en de datum waarop de rechter beslist. In het algemeen moet als uitgangspunt gelden dat de rechter van zijn bevoegdheid tot wijziging van de bijdrage over een periode in het verleden een behoedzaam gebruik dient te maken (HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2002:AE3347). Gelet op de omstandigheid:
- € 251,-- per maand met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 januari 2023 (zijnde de gehele behoefte wegens het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de vrouw);
- € 259,-- met ingang van 1 januari 2023 tot 27 februari 2023 (zijnde de gehele behoefte wegens het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de vrouw);
- € 246,-- per maand [(502/527) x 259] met ingang van 27 februari 2023 tot 1 januari 2024;
- € 261,25 per maand met ingang van 1 januari 2024 (zijnde het door de man in 2023 te betalen bedrag van € 246,-- per maand, te vermeerderen met de wettelijke indexering per 1 januari 2024).
6.De slotsom
7.De beslissing
- € 251,-- per maand met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 januari 2023;
- € 259,-- met ingang van 1 januari 2023 tot 27 februari 2023;
- € 246,-- per maand met ingang van 27 februari 2023 tot 1 januari 2024;
- € 261,25 per maand met ingang van 1 januari 2024,