ECLI:NL:GHSHE:2025:1266

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
20-001473-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, namelijk een luxatie van de schouder. De zaak is ontstaan uit een conflict binnen de familie, waarbij de verdachte, de vader van [getuige 1], in een emotionele toestand verkeerde. Tijdens de zitting heeft het hof de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] recht heeft op € 8.051,31 en [slachtoffer 2] op € 400,00, beide te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001473-23
Uitspraak : 24 april 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 11 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-062375-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde (mishandeling van [slachtoffer 1] ) en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde, gekwalificeerd als
mishandeling, veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De benadeelde partij [slachtoffer 1] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter hoogte van € 400,00 is toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, beide tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 7.997,31 en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig zal toewijzen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken en dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2019 te [plaats 2] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te duwen en/of te slaan tegen het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten antero-inferieur labrumletsel van de schouder;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2019 te [plaats 2] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen zijn hoofd en/of be(n)en, althans het lichaam te schoppen en/of te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 december 2019 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te slaan tegen het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten antero-inferieur labrumletsel van de schouder;
2.
hij op 11 december 2019 te [plaats 2] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen zijn hoofd te slaan en tegen zijn been te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 18 december 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] [2] :
Voornaam: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum 1]
Op 11 december 2019 omstreeks 21.15 uur waren we
(het hof begrijpt: [getuige 1] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun ouders)onderweg met de auto naar de woning gelegen aan de [adres 1] . Hier woont de vader van [getuige 1] genaamd [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte), [getuige 1] is de vriendin van mijn broer [slachtoffer 2] . [getuige 1] had thuis problemen en had mijn ouders om hulp gevraagd. Toen we rond 21.30 uur bij de woning waren aangekomen, gingen mijn ouders, [slachtoffer 2] en [getuige 1] naar binnen in de woning. Ik bleef in de auto zitten wachten.
Ik hoorde een vrouwenstem hard gillen, ik herkende deze stem als die van [getuige 1] . Ik hoorde [getuige 1] schreeuwen en gillen: "Papa stop, hou op". Dit bleef ze herhalen. Ik hoorde ook een mannen stem, welke ik herkende als die van [verdachte] , de vader van [getuige 1] , heel hard schreeuwen en brullen. Ik schrok hier erg van. Ik rende de auto uit en rende het huis binnen. Ik rende de trap op naar de zolder, naar de slaapkamer van [getuige 1] , hier kwam ook het geluid vandaan. Ik zag dat mijn moeder bovenaan de trap stond. Ik hoorde dat mijn moeder in paniek tegen mij riep: "Bel 112, bel 112". Ik ben terug naar de eerste verdieping gegaan en heb toen meteen 112 gebeld.
Ik zag dat [getuige 1] naar beneden kwam en dat mijn moeder er aan kwam. We zijn meteen naar buiten gegaan en ik zag dat [getuige 1] meteen in de auto ging zitten. Ik zag dat [getuige 1] aan het huilen was. Ik zag dat [verdachte] naar buiten gelopen kwam, op ons af. Ik zag dat hij bedreigend op ons af kwam gelopen. Ik zag aan zijn blik in zijn ogen dat hij woedend was. Ik hoorde dat mijn moeder tegen [verdachte] zei: “ [verdachte] hou nou op, doe nou rustig, stop”.
Ik zag dat [slachtoffer 2] en papa ondertussen ook buiten waren gekomen. We stonden nog steeds bij onze auto. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 2] bleef schreeuwen. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: "Blijf rustig, doe nou niet".
Ik was de vragen van de meldkamer aan het beantwoorden, toen ik zag dat [verdachte] uithaalde naar [slachtoffer 2] . Dit was richting zijn hoofd. Ik zag dat [verdachte] met zijn benen aan het uithalen was en daarmee [slachtoffer 2] trapte. [verdachte] bleef maar schreeuwen. Ik zag opeens dat [verdachte] uithaalde met zijn rechter arm en dat hij met zijn elleboog/onderarm op mij af kwam. Ik probeerde dit te weren met mijn linkerhand. Ik voelde dat [verdachte] mijn linkerhand raakte. Ik had meteen een hele scherpe acute pijn in mijn schouder, ik voelde meteen dat het mis was. Ik kon mijn arm niet bewegen. Ik voelde mij slap worden door de heftige pijn. Ik riep heel hard: “Auw mijn schouder is uit de kom”. Ik zakte een beetje naar beneden en ging op mijn hurken zitten. Ik had op dat moment heel veel pijn. Ik zag dat mijn moeder bij mij kwam staan, ik heb toen de telefoon aan mijn moeder gegeven. Ik zag op dat moment de zwaailichten aan komen rijden.
Ik zei tegen een politieman dat mijn schouder uit de kom was, deze zei dat er een ambulance onderweg was. De politie vroeg mij wie dit gedaan had, ik heb toen [verdachte] aangewezen en gezegd: hij daar. Ik ben zodra de ambulance er was onderzocht aan mijn letsel.
De ambulance heeft mij toen medicijnen gegeven tegen de pijn en hebben mij aangemeld bij de eerste hulp in het ziekenhuis in [plaats 1] . Daar heeft een arts mij onderzocht en zijn er foto's gemaakt van mijn schouder. Omdat ik op hoog niveau aan sport doe, judo, heeft de arts mij doorverwezen naar een speciale sportarts. De sportarts heeft afgelopen maandag mijn schouder bekeken, de sportarts zei mij dat dit wel met brute kracht moest zijn gebeurd wil je mijn schouder naar achteren uit de kom krijgen, zeker gezien dit de eerste keer is dat hij
uit de kom is gegaan. De sportarts zei dat als het herstel allemaal vlot verloopt dat ik er sowieso wel 4 maanden uit lig met het sporten en dat ik dan pas mag beginnen met opbouwen. Dit incident heeft heel veel nadelige gevolge voor mijn judo carrière.
De getuigen van de mishandeling zijn:
  • [getuige 1] ;
  • [getuige 2] , mijn moeder.
2.
Het aanvraagformulier medische informatie, opgemaakt d.d. 7 februari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [3] :
Medische informatie over [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 1] .
Naam betrokkene: [slachtoffer 1]
Datum onderzoek: 16 december 2019
Omschrijving van het letsel:
Uitwendig waargenomen letsel: zwelling schouder links waarbij bewegingen beperkt zijn.
Is er een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja.
Bijzondere mededelingen: Er was sprake van een luxatie naar achteren van de linkerschouder welke inmiddels gereponeerd was. Luxatie naar achteren vergt een grote inwerkende kracht.
Datum: 7 februari 2020
[arts 2] , sportarts
3.
Het medische verslag, opgemaakt d.d. 11 september 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [4] :
Betreffende: [slachtoffer 1] (V), [geboortedatum 1]
Dec '19 tijdens mishandeling schouderluxatie opgelopen links. Nadien revalidatie via Topsport. Hoog niveau Judo.
Dr. [arts 1] , orthopedisch chirurg
4.
Het medische verslag, opgemaakt d.d. 6 oktober 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [5] :
Betreft: mevr. [slachtoffer 1] , geb. [geboortedatum 1] ,
Op 01-10-2020 werd bovengenoemde patiënte gezien in onze kliniek.
Ze blijft last houden van een instabiele schouder. Revisie van het radiologische onderzoek
laat een antero-inferieur labrumletsel zien. Gezien het sportniveau van patiënte komt zij zeker in aanmerking voor een stabiliserende ingreep.
Ik besprak een en ander met patiënte. Ze geeft aan graag hier geopereerd te willen worden.
Drs. [arts 3] , orthopedisch chirurg
5.
Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL2100-2019262508-5, opgemaakt d.d. 25 januari 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [6] :
Op 3 januari 2022 heb ik [slachtoffer 1] gevraagd wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot haar letsel. Ik hoorde haar zeggen dat het eigenlijk niet goed ging. Ik begreep dat zij lange tijd bij de fysiotherapeut gelopen had, maar het letsel niet voldoende
verbeterde. Vervolgens is ze geopereerd, maar heeft nog steeds pijnklachten in haar schouder. Haar topsportcarrière heeft ze naast zich neer moeten leggen omdat dit niet meer mogelijk was. De arts heeft ook gezegd dat dit het eindstation was en er verder geen verbetering meer te verwachten is. Dit heeft er tevens in geresulteerd dat [slachtoffer 1] psychische klachten kreeg, waardoor ze op dit moment nog bij een psycholoog loopt.
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] .
6.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 18 december 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] [7] :
Voornaam: [slachtoffer 2]
Geboren: [geboortedatum 2]
[getuige 1] is mijn vriendin, wij hebben 5 jaar een relatie met elkaar. [getuige 1] woont bij haar vader, [adres 1] .
Op 11 december omstreeks 21.15 uur waren we onderweg met de auto naar de woning gelegen aan de [adres 1] . Toen we rond 21.30 uur bij de woning waren aangekomen, gingen ik, mijn ouders en [getuige 1] naar binnen in de woning. Mijn zus [slachtoffer 1] bleef in de auto zitten wachten.
Mijn ouders zijn met [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)gaan praten onder in de woonkamer. Ik ben met [getuige 1] meteen naar haar slaapkamer gegaan op de 2e verdieping. [getuige 1] is daar spullen gaan verzamelen om mee naar mij thuis te nemen. Ik ben ondertussen een paar keer naar de auto gelopen om daar spullen in te leggen.
Ik hoorde dat [verdachte] dierlijk aan het brullen was. Dit was met veel volume. Ik zei tegen [verdachte] : " [verdachte] doe nou eens rustig". Ik hoorde dat [getuige 1] meerderen keren riep: "Papa stop, Papa stop". [verdachte] was door het dolle heen.
Ik zag dat [getuige 1] niet meer in de slaapkamer was. Ik zag dat [verdachte] de kamer uit stormde en naar beneden rende. Ik ben vervolgens met mijn vader ook naar beneden gegaan. Ik zag dat [verdachte] bij onze auto stond. Ik zag dat mijn moeder en mijn zusje tussen hem en de auto in stonden. Ik zag dat [verdachte] bij de auto wilde komen. Ik rende naar de auto toe, ik deed de deur open om de spullen in de auto te gooien en zag dat [getuige 1] helemaal overstuur in de auto zat. Ik heb de deur weer dicht gedaan en ben voor de deur gaan staan. Ik zag dat [verdachte] ineens voor mijn neus stond. En ik hoorde dat [verdachte] aan het schreeuwen was.
Ik zag dat [verdachte] langs mij probeerde te komen. Ik zetten vervolgens een stap opzij zodat hij niet bij [getuige 1] kon komen. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vervolgens hard vastpakte bij mijn schouders. Ik voelde ineens een hele harde klap op mijn kin. Ik voelde pijn in mijn kaak, kin en hoofd. Ik zag dat [verdachte] met zijn voet uithaalde en mij schopte tegen mijn linker scheenbeen. Ik liep weg, richting de hoek van de straat. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam gestormd. Ik zag dat hij met een gestrekte been uithaalde en mij raakte op mijn linker scheenbeen. Ik voelde pijn aan mijn scheenbeen. Ik zag dat hij meerdere keren uithaalde met zijn vuisten, ik voelde dat hij mij diverse keren op mijn gezicht raakte. Ik voelde ook flinke trappen tegen mijn linker been.
Ik zag in de verte een politieauto aan komen rijden, daar ben ik op afgelopen. Ik hoorde [slachtoffer 1] huilen en kwam erachter dat [slachtoffer 1] , mijn zusje, haar schouder uit de kom had. Mijn zusje heeft verteld dat [verdachte] het letsel heeft veroorzaakt.
Ik ben de volgende dag naar de huisarts geweest, ik zal hem een medische verklaring laten opmaken.
Ik heb last van:
  • 1 gekneusde kaak;
  • 1 pijnlijke kin;
  • meerdere blauwen plekken, schaafwonden op mijn linker scheen been;
  • hoofdpijn.
Door het voorval heb ik nu nog steeds last van concentratie problemen, nachtmerries, hoofdpijn, stress, hiermee ben ik terug gegaan naar de huisarts.
7.
Het aanvraagformulier medische informatie, opgemaakt d.d. 15 januari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [8] :
Medische informatie over [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] .
Naam betrokkene: [slachtoffer 2]
Datum onderzoek: 12 december 2019
Omschrijving van het letsel:
Uitwendig waargenomen letsel: Pijn/kneuzing rechter kaak en kin. Schaafwonden en blauwe plekken linker onderbeen.
Bijzondere mededelingen: Mede gezien de bijkomende hoofdpijn is een hersenschudding niet uit te sluiten. Tevens stress en concentratieproblemen.
Datum: 15 januari 2020
Huisartsenpraktijk [arts 4]
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 11 november 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant
[verbalisant 2] [9] :
Op 11 december 2019 omstreeks 21.50 uur kreeg ik de melding van het operationeel centrum Oost-Brabant om te gaan naar [adres 1] . Daar zou een vechtpartij op straat aan de gang zijn.
Omstreeks 21.55 uur kwam ik, samen met collega [verbalisant 3] , ter plaatse op [adres 1] te [plaats 2] . Ik zag een man, die zich later identificeerde als [verdachte] , en een jongen, die zich later identificeerde als [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] . Ik zag dat [verdachte] midden op straat liep. Ik zag dat [slachtoffer 2] op het voetgangerspad liep en van de man weg liep. Ik liep naar [verdachte] en pakte hem bij zijn arm. Aan de houding van [verdachte] te zien was hij opgefokt. Terwijl ik [verdachte] vast had zag ik ook een meisje staan dat aan het huilen was. Het meisje identificeerde zich later als [slachtoffer 1] . Ik hoorde dat zij zei dat ze pijn had aan haar schouder. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat haar arm uit de kom was. Ik vroeg via de meldkamer of er een ambulance ter plaatse kon komen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 31 januari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 1] ( [getuige 1] ) [10] :
Op 11 december 2019 ben ik samen met [getuige 2] , [getuige 3] , [slachtoffer 1] en mijn vriend [slachtoffer 2] naar het huis van mijn vader
(het hof begrijpt: de verdachte)in [plaats 2] gereden. Omstreeks 21:15 uur kwamen we bij mijn vaders huis. Hij was zelf ook net thuis, zei hij. Ik ben vervolgens samen met [slachtoffer 2] naar mijn slaapkamer op de zolder gelopen en [getuige 2] en [getuige 3] zijn met mijn vader gaan praten in de woonkamer. [slachtoffer 1] is in de auto blijven zitten.
Plotseling kwam mijn vader de kamer opgelopen. Ik ben met hem in gesprek gegaan, maar hij begon al snel te schreeuwen tegen mij. Ik hoorde dat hij tegen me schreeuwde en brulde. Ik gilde zo hard ik kon, in de hoop dat [getuige 2] en [getuige 3] mij hoorden.
Ik ben naar de eerste verdieping gerend en zag dat [slachtoffer 1] daar ook stond. Ik merkte dat zij aan het bellen was met de politie. Ik ben samen met [slachtoffer 1] naar de auto gerend en ik zag dat
ook [getuige 2] achter ons aan rende. Ik ben in de auto gestapt. Ik zag dat mijn vader ook naar buiten kwam. Ik zag dat vervolgens ook [getuige 3] en [slachtoffer 2] naar buiten kwamen. Ik merkte dat mijn vader nog steeds brulde en wilde armgebaren maakte.
Ik zag vervolgens dat mijn vader [slachtoffer 2] vastpakte bij zijn schouder. Ik zag dat hij van zijn andere hand een vuist maakte en hiermee [slachtoffer 2] recht in zijn gezicht sloeg.
Ik zag dat [slachtoffer 1] in de weg stond. Ik zag dat mijn vader met zijn vuist [slachtoffer 1] wilde slaan. Ik zag dat zij de vuist van mijn vader tegenhield met haar hand. Ik zag dat mijn vader vervolgens weer naar [slachtoffer 2] rende en op hem in begon te slaan en trappen. Ik zag dat hij maar bleef slaan en schoppen. Ik zag dat mijn vader een hoge trap gaf tegen het been van [slachtoffer 2] . Ik hoorde vervolgens dat [slachtoffer 1] gilde. Ik begreep van haar dat haar schouder uit de kom was. Ik hoorde ondertussen ook de sirenes van de politie. Ik zag dat deze even later de straat inreden. Vervolgens kwam de ambulance ter plaatse en deze hebben [slachtoffer 1] in de
ambulance geholpen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 20 januari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 3] ( [getuige 3] ) [11] :
Op 11 december om 21.30 uur hadden wij afgesproken bij [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)thuis, op [adres 1] . Wij waren rond 21.30 uur in [plaats 2] , mijn dochter moest van mij in de bus blijven. [getuige 1] en [slachtoffer 2] , mijn zoon, zouden naar de slaapkamer van [getuige 1] gaan om daar haar spullen te pakken en mee te nemen. Mijn vrouw en ik zouden met [verdachte] in de woonkamer praten toen [getuige 1] en [slachtoffer 2] naar boven waren. Wij kwamen in de woonkamer. Ik zag dat [verdachte] nerveus/opgefokt was.
Ik zag dat het gezicht van [verdachte] vertrok en dat hij boos werd. [verdachte] stond op en rende direct naar boven.
Ik hoorde ineens dat [verdachte] schreeuwde, hij schreeuwde echt hard. Wij hoorde even later dat [getuige 1] gilde.
[verdachte] ging snel naar beneden, mijn zoon en ik gingen direct achter hem aan. [verdachte] liep naar mijn auto toe. Ik heb een [voertuig] , dit is een bus met dubbele cabine. Mijn vrouw en dochter stonden naast de bus, tussen [verdachte] en de auto in. [getuige 1] zat op dat moment al in de bus. Ik hoorde dat [verdachte] schreeuwde in de richting van de bus.
Ik merkte dat [verdachte] erg agressief en opgefokt was. Ik zag dat hij naar de auto toe wilde. [verdachte] moest [slachtoffer 2] aan de kant zetten om bij de auto te komen. [slachtoffer 2] ging niet aan de kant. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand tot een vuist maakte en uithaalde naar [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij [slachtoffer 2] raakte met zijn rechter vuist op zijn gezicht, volgens mij zijn kin/ kaak. Hij begon te slaan en te schoppen. Ik zag dat hij slaande en schoppende bewegingen maakte richting [slachtoffer 2] . Mijn zoon liep vervolgens de weg op. [verdachte] ging weer naar [slachtoffer 2] toe. Op dat moment kwam de politie al aan en die stopte eigenlijk al naast mijn busje.
Pas toen de politie er was, zag ik dat mijn dochter huilde. Ik ging naar mijn dochter toe en vroeg wat er was. Ik zag dat mijn dochter naar haar linkerschouder greep, ik zag dat zij haar linkerarm ondersteunde. Ik hoorde dat mijn dochter zei: "Mijn schouder is uit de kom". Ik hoorde dat de agent zei dat de ambulance al onderweg was. Toen vroeg dezelfde agent aan mijn dochter hoe dat was gebeurd. Waarop zei antwoordde: Ja hij, en toen wees zij naar
[verdachte] .
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 20 januari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2] ( [getuige 2] ) [12] :
Met [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)hebben op 11 december afgesproken om om 21:30 uur langs te komen. Onze dochter [slachtoffer 1] hebben wij toen eerst opgehaald en vervolgens zijn we met zijn vijven naar de woning van [verdachte] gereden. Hier aangekomen is [slachtoffer 1] in de auto blijven zitten en ik ben samen met [getuige 3] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] naar binnen gegaan. [getuige 1] en [slachtoffer 2] zijn direct naar boven gelopen naar de slaapkamer van [getuige 1] om spullen te pakken. Ik ben met [getuige 3] de woonkamer binnen gegaan om daar met [verdachte] te gaan praten.
Binnen in de kamer merkte ik direct dat [verdachte] erg opgefokt was.
Ik zag dat [verdachte] naar boven stormde. [getuige 3] en ik zijn ook direct opgestaan en naar de trap gelopen. Beneden aan de trap hoorden wij [verdachte] beestachtig schreeuwen. Ook hoorde ik [getuige 1] gillen. [getuige 1] slaapt op de zolder. Wij zijn ook naar de zolder gerend.
Ik zag dat [slachtoffer 1] ondertussen ook naar boven was gekomen. Ik heb haar gezegd dat ze de politie moest bellen. Ik zag dat [getuige 1] vervolgens de kamer uit kwam gelopen en naar beneden liep.
Ik ben direct naar buiten gerend achter [getuige 1] en [slachtoffer 1] aan en zag dat [getuige 1] in de auto stapte. Ik draaide me bij de auto om en zag dat [verdachte] plotseling voor me stond.
Ik hoorde dat [verdachte] bleef schreeuwen en zag dat hij hevig met zijn armen bewoog.
[slachtoffer 2] stond bij de auto en ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer 2] schreeuwen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] vervolgens vast pakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] vervolgens met zijn vuist in het gezicht sloeg. Ik hoorde dat [verdachte] op beestachtige wijze bleef schreeuwen. Ik zag dat [verdachte] bleef schoppen en slaan tegen [slachtoffer 2] . Ik hoorde iedereen telkens schreeuwen dat [verdachte] rustig moest doen en op moest houden. Ik merkte dat [verdachte] daar geen gehoor aan gaf. Hij was helemaal doorgedraaid en agressief. Ik zag dat [slachtoffer 1] tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] in stond. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] deze klap probeerde te weren met haar linker arm. Ik zag dat [slachtoffer 1] direct door haar benen zakte en riep "auw... mijn schouder is uit de kom". Ik zag dat [slachtoffer 1] mij de telefoon gaf. Ik hoorde op dat moment ook de politiesirene op de achtergrond. Ik zag dat [verdachte] nog steeds slaand en schoppend naar [slachtoffer 2] liep. Ik zag dat de politie daarop ook vrij snel ter plaatse kwam en [verdachte] vast pakte. Aan [slachtoffer 1] werd gevraagd wat er aan de hand was. Ik hoorde dat ze zei dat haar schouder uit de kom was en dat dat kwam door [verdachte] .
De ambulance kwam later ook ter plaatse en heeft [slachtoffer 1] behandeld. Deze hebben ons vervolgens doorverwezen naar het ziekenhuis.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De raadsman heeft bepleit dat er weliswaar sprake is van voldoende wettig, maar niet van overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van – zoals de raadsman hen in zijn pleitnota aanduidt – [getuige 3] , [getuige 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] niet gebruikt dienen te worden voor het bewijs.
Wat betreft het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman ten aanzien van hun verklaringen bepleit dat zij zeggen dat de verdachte [slachtoffer 1] met zijn rechterhand zou hebben geslagen, terwijl dat niet zijn dominante hand is. De verdachte is immers linkshandig. Met zijn rechterarm kan hij redelijkerwijs niet de grote inwerkende kracht hebben veroorzaakt die nodig is voor een luxatie van de linker schouder van [slachtoffer 1] . Ook is aandacht gevraagd voor de omstandigheden dat [slachtoffer 1] een topjudoka is en dat [slachtoffer 2] en [getuige 3] bij de politie hebben verklaard dat zij de mishandeling van [slachtoffer 1] niet hebben gezien, terwijl zij er bovenop stonden. Verder is gewezen op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , die heeft opgetekend dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij is gevallen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aandacht gevraagd voor de beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 11 juli 2023 over de klacht van de verdachte inzake het niet-vervolgen van [slachtoffer 2] en [getuige 3] . Die beschikking houdt onder meer in dat de verklaringen in deze zaak zeer uiteenlopen en tegenstrijdig zijn, zodat op basis van het dossier de juiste toedracht niet is vast te stellen. Om die reden kan er volgens de verdediging ook in deze zaak geen bewezenverklaring volgen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Subsidiair is namens de verdachte een beroep gedaan op noodweer. In dit kader heeft de raadsman op de gronden zoals vermeld in de pleitnota aangevoerd dat de verklaringen van de familie [slachtoffer 1] en [getuige 1] ter zake van het incident tussen de verdachte en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn. Er was sprake van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [slachtoffer 2] waartegen hij zich ter afwending van verder geweld mocht verdedigen en zijn verdediging was proportioneel. De verdachte heeft [slachtoffer 2] in dat kader één keer geslagen. De verdachte ontkent stellig dat hij [slachtoffer 2] zou hebben geschopt. Hij heeft uitsluitend geprobeerd [slachtoffer 2] op afstand te houden met zijn been, maar niet meer dan dat. Betwist wordt dat de ontvellingen op het been van [slachtoffer 2] door de verdachte zijn veroorzaakt en als dat wel het geval zou zijn, komt ook ten aanzien daarvan aan de verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toe.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof merkt allereerst op dat het aan de strafrechter die over de feiten oordeelt, is voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Met andere woorden: het uitgangspunt op grond van bestendige jurisprudentie is dat de selectie en waardering van het beschikbare feitenmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal (vgl. o.a. HR 4 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5061; HR 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:452 en 454 en HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:498, rov. 2.2).
Het hof stelt in het kader van de selectie van de bewijsmiddelen voorop dat het de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , [getuige 1] , [getuige 3] [slachtoffer 1] en [getuige 2] zoals die destijds zijn afgelegd bij de politie, betrouwbaar acht. Weliswaar zijn op detailniveau verschillen tussen de verklaringen aan te wijzen, maar dat is niet ongebruikelijk bij hectische gebeurtenissen zoals in deze zaak. Het gaat daarbij doorgaans om een onoverzichtelijke situatie waarbij meerdere personen betrokken zijn en iedere persoon een eigen waarneming heeft vanuit zijn eigen positie en een eigen herinnering aan het gebeuren. De aangiftes van 18 december 2019 van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] zijn kort na het incident van 11 december 2019 opgemaakt en ook de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] [slachtoffer 1] en [getuige 2] zijn niet lang daarna, in januari 2020, afgelegd. Zij verklaren met veel details en ieder in eigen bewoordingen over hetgeen zij hebben gezien en gehoord. Om die reden merkt het hof hun verklaringen als authentiek aan. In de kern komen de verklaringen overeen. Het hof bezigt deze mitsdien tot het bewijs.
De bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen dateren van veel later, te weten van
15 juni 2022. Gezien het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen en daarmee mogelijke vervaging en/of invulling van het gebeurde van 11 december 2019 zal het hof die verklaringen in deze zaak niet voor het bewijs gebruiken.
Feit 1
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] alsmede de medische informatie, stelt het hof vast dat de verdachte op 11 december 2019 [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen de linker arm te slaan, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, dat hij daarbij de linkerarm van [slachtoffer 1] heeft geraakt en dat dit tot gevolg heeft gehad dat de linker schouder van [slachtoffer 1] naar achteren uit de kom is geschoten, in medische bewoordingen ook wel een luxatie of antero-inferieur labrumletsel van de schouder genoemd. Volgens de medische informatie vergt luxatie naar achteren een grote inwerkende kracht. Dat deze handeling volgens de hiervoor genoemde verklaringen is verricht met de rechterarm van de verdachte - hetgeen volgens zijn zeggen niet zijn dominante arm is - doet het hof niet twijfelen aan de toedracht. Uit de diverse getuigenverklaringen blijkt dat de verdachte erg boos en opgefokt was en dat hij erop gebrand was om bij zijn dochter [getuige 1] , die zich in de auto achter [slachtoffer 1] bevond, te komen. Daarbij komt dat de verdachte ook veel groter en zwaarder is dan aangeefster en het gegeven dat de verdachte heeft geslagen met zijn niet dominante arm betekent immers niet dat hij daarmee niet krachtig kon uithalen. Enige medische beperking aan de zijde van de verdachte die mee zou hebben gebracht dat hij met zijn rechterarm niet een dergelijk letsel zou kunnen veroorzaken bij aangeefster is gesteld noch gebleken.
Voor het hof is, gelet op de medische informatie, niet aannemelijk geworden dat het letsel van [slachtoffer 1] is ontstaan door een val, zoals later is opgetekend in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] . Geen van de betrokkenen heeft een dergelijke val gezien. Wel is door meerdere personen waargenomen dat de verdachte een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] maakte. Dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en [getuige 3] [slachtoffer 1] die slaande beweging niet hebben waargenomen duidt erop dat zij alleen hebben verklaard over hetgeen zij zelf hebben gezien. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft bij een hectische, onoverzichtelijke gebeurtenis zoals in deze zaak iedere persoon een eigen waarneming vanuit zijn eigen positie.
In hoger beroep staat niet ter discussie dat het letsel van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Onder zwaar lichamelijk letsel wordt op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (onder meer) begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten de niet-limitatieve gevallen van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht dient het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ indachtig de wetsgeschiedenis te worden ingevuld naar algemeen spraakgebruik. In zijn overzichtsarrest over zwaar lichamelijk letsel heeft de Hoge Raad overwogen dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (al dan niet in combinatie met elkaar) hebben te gelden (vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, rov. 2.4, waarin verwezen wordt naar onder meer HR 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802, NJ 2000/510).
Met betrekking tot botfracturen overwoog de Hoge Raad dat in de regel sprake is van zwaar lichamelijk letsel indien sprake is van operatief ingrijpen waarbij onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen meeweegt (vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, rov. 2.6). Daarnaast betreft het uitzicht op herstel een (mogelijk) gezichtspunt in de beoordeling of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, doch ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Voorts kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen (vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, rov. 2.7).
Uit de medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1] leidt het hof af dat zij een operatie heeft moeten ondergaan waarbij een schouderstabilisatie heeft plaatsgevonden. Verder is sprake geweest van een langdurige revalidatie en behandelingen bij een fysiotherapeut. Ondanks een goed verlopen operatie en de genoemde revalidatie is [slachtoffer 1] nooit meer in staat geweest de door haar beoefende (top)sport judo te kunnen uitoefenen. Het letsel aan haar schouder is bijna 5½ jaar later nog steeds niet volledig hersteld. Er is een aanzienlijk risico dat het gaat om letsel van blijvende aard. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Feit 2
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de aangiftes van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] [slachtoffer 1] en de medische informatie, stelt het hof vast dat de verdachte op 11 december 2019 [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan en tegen het been te schoppen.
De inhoud van de beschikking d.d. 11 juli 2023 van de beklagkamer van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch doet aan het vorenstaande niet af. De verdachte heeft zich bij het hof beklaagd over het niet-vervolgen van de [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en [getuige 3] [slachtoffer 1] ter zake van mishandeling van hem, de verdachte, welke klacht door het hof is afgewezen. Weliswaar heeft de beklagkamer van het hof in de beklagzaak overwogen dat de juiste toedracht op basis van het huidige dossier niet is vast te stellen en dat de verklaringen tegenstrijdig zijn, echter aan die overwegingen is toegevoegd dat de verklaring van de verdachte weliswaar wordt ondersteund door de verklaring van zijn dochter [getuige 4] , maar dat daar tegenover de verklaringen van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , [getuige 3] [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] staan. Gelet op de zeer uiteenlopende verklaringen over de toedracht zag het hof onvoldoende aanknopingspunten om [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en [getuige 3] [slachtoffer 1] hierover aanvullend in raadkamer te horen. Aan een beoordeling van de opportuniteit van de strafvervolging is het hof niet toegekomen.
De rechtsvraag die aan de beklagkamer van het hof voorlag was een andere dan de vragen die thans aan het hof voorliggen en ook de wijze van beoordeling door de beklagkamer is, gelet op de aan die kamer opgedragen taak, anders. Het gaat in de procedure aldaar om een toets of vervolging al dan niet kans van slagen zou kunnen hebben. Of er daadwerkelijk sprake is van voldoende bewijsmiddelen komt pas bij de inhoudelijke procedure aan de orde als die vervolging heeft plaatsgevonden.
Aldus ligt thans aan het hof de rechtsvraag voor of het hof het wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde. Zoals hierboven reeds is overwogen, komt het hof tot de slotsom dat de verklaringen van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , [getuige 3] [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] in de kern overeenstemmen en betrouwbaar zijn en komt op het hof op grond daarvan tot een bewezenverklaring. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van het subsidiaire beroep van de verdachte op noodweer stelt het hof voorop dat een dergelijk beroep kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Uit de door het hof als betrouwbaar beoordeelde verklaringen van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , [getuige 3] [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de verdachte de eerste klap heeft uitgedeeld. De lezing van de verdachte, te weten dat aangever [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] hem als eerste heeft geslagen en dat hij zich daartegen heeft verweerd, is onvoldoende aannemelijk geworden. Weliswaar wordt de verklaring van de verdachte ondersteunt door de verklaring van zijn dochter [getuige 4] , maar gaat het hof hieraan voorbij en hecht het meer waarde aan de hiervoor genoemde verklaringen waarover hiervoor al is geoordeeld dat het hof deze verklaringen betrouwbaar acht. Het hof concludeert hieruit dat de verdachte de hem verweten gedragingen - het slaan en het schoppen - niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid is van de zijde van de verdachte verweer gevoerd, te weten het hierboven bij de bewijsoverwegingen vermelde beroep op noodweer. Dit verweer heeft het hof hierboven bij de bewijsoverwegingen reeds besproken en verworpen.
Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft naar aanleiding van een hoogopgelopen ruzie met zijn dochter [getuige 1] de vriend van [getuige 1] geslagen en geschopt en diens zus zodanig tegen de arm geslagen dat haar schouder uit de kom is geraakt. Dit soort feiten veroorzaken pijn en letsel en kunnen ingrijpende fysieke, psychische en financiële gevolgen hebben. Feiten als de onderhavige leiden ook tot gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook de ooggetuigen daarvan.
De bewezenverklaarde feiten hebben allereest verstrekkende gevolgen voor aangeefster [slachtoffer 1] , die op topsport niveau judo beoefende. Zij heeft ten gevolge van het letsel aan haar schouder lange tijd niet kunnen deelnemen aan trainingen, waardoor haar kans om te deel te nemen aan de Olympische Spelen verloren is gegaan. Doordat er sprake is van een blijvende beperking aan de schouder heeft [slachtoffer 1] uiteindelijk moeten stoppen met het beoefenen van judo op topniveau, waardoor zij nu te kampen heeft met psychische problemen. Ook in haar dagelijkse leven ondervindt zij hinder van de klachten aan de schouder, bijvoorbeeld bij het doen van boodschappen.
Daarnaast hebben de mishandelingen ook verstrekkende gevolgen gehad voor [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] alsmede voor [getuige 1] en de ouders van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De gebeurtenissen van 11 december 2019 hebben geleid tot een blijvende breuk tussen de verdachte en zijn gezin enerzijds en zijn dochter [getuige 1] en de familie [slachtoffer 1] anderzijds.
Ten aanzien van de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan weegt het hof ook de aanleiding mee die heeft geleid tot de escalatie op 11 december 2019. De verdachte verkeerde die avond in de veronderstelling dat hij in gesprek zou gaan met zijn dochter [getuige 1] , met wie hij op dat moment ruzie had. Hij ontving om die reden [getuige 1] , haar vriend [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en diens ouders bij hem thuis. Echter ging [getuige 1] samen met [slachtoffer 2] direct naar haar slaapkamer boven, naar later bleek om de spullen van [getuige 1] te verzamelen om die mee te nemen, terwijl de ouders van [slachtoffer 2] met de verdachte in gesprek gingen. Toen de verdachte ontdekte dat [getuige 1] bezig was haar spullen te pakken is hij bijzonder emotioneel geworden en is de situatie uit de hand gelopen. Het hof sluit zijn ogen niet voor de ingrijpende gevolgen die deze zaak ook voor de verdachte en het gezin [verdachte] heeft gehad.
Verder betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting dat het gaat om oude feiten, die dateren van 11 december 2019.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
In de onderhavige strafzaak is het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van de verdachte op een openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn geschonden. Tussen het eerste verhoor van de verdachte bij de politie op 25 juni 2020 en de uitspraak van de politierechter op 11 mei 2023 zijn bijna 3 jaren verstreken. Echter komt het hof tot de oplegging van een taakstraf van minder dan 100 uren. Om die reden zal het hof volstaan met de constatering dat in eerste aanleg sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn en daar geen verdere gevolgen aan verbinden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade ter hoogte van € 8.051,31, bestaande uit € 3.051,31 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. De schriftelijk vordering d.d. 11 januari 2023 bedroeg in totaal € 7.997,31, maar deze is ter terechtzitting in eerste aanleg verhoogd met een bedrag van € 54,00 ter zake van materiële schade (ziektekosten).
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar in eerste aanleg ingediende vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering ter hoogte van in totaal € 8.051,31 is van de zijde van de verdachte niet betwist en komt het hof – gelet op de aard van de gevorderde materiële kosten en gelet op de verstrekkende gevolgen van het onder 1 bewezenverklaarde handelen voor [slachtoffer 1] – niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van de door hem veroorzaakte schade gehouden. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] daarom volledig toewijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Wat betreft de materiële schade merkt het hof op dat de betreffende kosten door de benadeelde op verschillende tijdstippen zijn gemaakt. Het hof zal daarom bepalen dat de wettelijke rente over de materiële schade aanvangt op 11 januari 2023, de datum van dagtekening van het verzoek tot schadevergoeding, tot aan de dag van de volledige betaling. Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
11 december 2019, namelijk de datum waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag van de volledige betaling.
Met betrekking tot de kosten van tenuitvoerlegging zal worden beslist op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel t.b.v. [slachtoffer 1]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
is toegebracht tot een bedrag van € 8.051,31. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente te vermeerderen met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 11 januari 2023 en over de immateriële schade vanaf 11 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering ter hoogte van € 400,00 is van de zijde van de verdachte niet betwist en komt het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van de door hem veroorzaakte schade gehouden. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] daarom volledig toewijzen. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot aan de dag van de volledige betaling.
Met betrekking tot de kosten van tenuitvoerlegging zal worden beslist op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel t.b.v. [slachtoffer 2]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
is toegebracht tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.051,31 (achtduizend eenenvijftig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 3.051,31 (drieduizend eenenvijftig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 11 januari 2023 en over de immateriële schade vanaf 11 december 2019, tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.051,31 (achtduizend eenenvijftig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 3.051,31 (drieduizend eenenvijftig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 11 januari 2023 en over de immateriële schade vanaf 11 december 2019, tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 75 (vijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 24 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, zaakregistratienummer PL2100-202024906, gesloten op 25 juni 2020, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1 tot en met 80.
2.Pagina’s 5-7.
3.Pagina 9.
4.Pagina 10-11.
5.Pagina 12.
6.Los opgenomen in het dossier.
7.Pagina’s 13-16.
8.Pagina 19.
9.Pagina 33.
10.Pagina’s 36-38.
11.Pagina’s 40-42.
12.Pagina’s 43-45.