3.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. [appellant 1] en [appellant 2] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd.
Bij vonnis van 8 november 2022 is [appellant 1] op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. H.H. de Kroon tot rechter-commissaris en mr. R.G.B. Hermsen tot curator, later opgevolgd door mr. Schraven (hierna: de curator) (productie 1 bij het omzettingsverzoek).
[appellant 2] heeft geen verzoek gedaan om haar ook in staat van faillissement te verklaren.
Op 14 november 2022 is [appellant 1] in loondienst getreden (36 uur per week). Deze baan heeft hij tot op de dag van vandaag. [appellant 2] had al een baan in loondienst. Zij werkt op dit moment 24 uur per week.
De curator heeft het VTLB van [appellant 1] en [appellant 2] in november 2022 vastgesteld en op 29 november 2022 is de eerste aflossing verricht in het faillissement van [appellant 1] . Sinds die tijd is er afgedragen (productie 3 bij beroepschrift). Het boedelsaldo bedroeg op 4 juni 2024 € 75.668,02 en is nadien nog toegenomen.
Tijdens het faillissement is onderzocht of een faillissementsakkoord haalbaar is, maar na onderzoek is gebleken dat een akkoord ex artikel 138 Fw niet haalbaar was. [appellanten] zijn er namelijk niet in geslaagd een derde bereid te vinden die de resterende afdrachtcapaciteit als akkoordsom wenst te verstrekken aan [appellanten] ten behoeve van het faillissementsakkoord.
In het aanvangsverslag van de WSNP-Bewindvoerder van 19 maart 2025 staat een opsomming van de schulden: € 168.293,- aan preferente en € 652.637,14 aan concurrente schulden.
Bij verzoekschrift van 23 december 2024, ingekomen bij de rechtbank op 24 december 2024, hebben [appellanten] op grond van artikel 15b Fw de rechtbank verzocht het faillissement van [appellant 1] op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en [appellant 2] mee te nemen in dit omzettingsverzoek (productie 2 bij beroepschrift).
i. De curator heeft de rechtbank bij brief van 29 oktober 2024 in positieve zin geadviseerd betreffende het omzettingsverzoek (productie 2 bij het omzettingsverzoek):
“Een aanzienlijk deel van de schuldenlast houdt verband met de door de heer [appellant 1] gevoerde onderneming. Hij drijft geen onderneming meer en werkt inmiddels in loondienst. Er zijn intussen geen nieuwe schulden ontstaan, althans voor zo ver mij bekend. Daarnaast heeft te gelden dat doordat de heer [appellant 1] in loondienst werkt, er ook geen nieuwe schulden die verband houden met het drijven van een onderneming zullen ontstaan. Daar komt bij dat ik heb begrepen dat de heer (en mevrouw) [appellant 1] een stabiele leefsituatie hebben. Zij hebben beiden al een lange(re) tijd een stabiele baan in loondienst en hebben een inkomsten- en uitgavenpatroon dat, voor zover ik daar zicht op heb, op elkaar lijkt aan te sluiten. Daarmee lijkt het er op dat zij hun financiële situatie onder controle hebben gekregen
zoals bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw, waardoor een beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan.”