ECLI:NL:GHSHE:2025:1711

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
200.347.713_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in internationale handelsgeschillen met meerdere verweerders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De zaak betreft een incident van onbevoegdheid dat door de geïntimeerden is opgeworpen. Appellanten Monitor Management B.V. en SmartVital B.V. hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen Brampton Management B.V. en Visionlead Management B.V., die in Duitsland en Zwitserland zijn gevestigd. De rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gedaagde partijen vrijwillig zijn verschenen en de bevoegdheid niet hebben betwist. In hoger beroep hebben de geïntimeerden hun standpunt herhaald dat de rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren. Het hof heeft echter overwogen dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn en dat de appelrechter ambtshalve moet onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is, ongeacht de grieven van partijen. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat er een nauwe band bestaat tussen de vorderingen en de betrokken partijen. De vorderingen van Monitor c.s. strekken tot terugvordering van onverschuldigd betaalde vergoedingen aan de gedaagden. Het hof wijst de vordering in het incident af en verwijst de zaak naar de rol voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.347.713/01
arrest van 17 juni 2025
gewezen in de bij incident opgeworpen exceptie van onbevoegdheid in de zaak van

1.Monitor Management B.V.,

2.
SmartVital B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. A.C. van Schaick te Tilburg,
tegen

1.Brampton Management B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde sub 2], tevens h.o.d.n. SMIconsult [xxx],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
3.
Visionlead Management B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[geïntimeerde sub 4], tevens h.o.d.n. [yyy] Management Consultancy,
wonende te [woonplaats] (Zwitserland),
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in principaal hoger beroep,
eisers in het incident,
advocaat: mr. F.H.C. Aarts te Heerlen,
op het bij exploot van dagvaarding van 31 oktober 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 28 augustus 2024, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen appellanten – Monitor c.s. – als eisers in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie, en geïntimeerden – Brampton c.s. – als gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/390532 / HA ZA 23-134)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven tevens vermeerdering van eis, met een productie;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis, tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • de memorie van antwoord in het onbevoegdheidsincident van Monitor c.s.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.1.
Appellante 1 (Monitor) is bestuurder en aandeelhouder (voor 95%) van appellante 2 (Smartvital). Geïntimeerde 2 ([geïntimeerde sub 2]), tevens handelende onder de naam Smiconsult [xxx], is directeur-grootaandeelhouder (dga) van geïntimeerde 1 (Brampton). Geïntimeerde 4 ([geïntimeerde sub 4]), tevens handelende onder de naam [yyy] Management Consultancy, is dga van geïntimeerde 3 (Visionlead). Brampton en Visionlead zijn voor respectievelijk 40% en 20% houders van de aandelen in Monitor. Brampton en Visionlead waren tevens bestuurders van Monitor, totdat de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam hen bij beschikking van 2 december 2020 (zaaknummer 200.258.479/03 OK) als zodanig heeft ontslagen wegens wanbeleid van Monitor en Smartvital, met benoeming van een derde als bestuurder.
3.1.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis ambtshalve overwogen dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen, omdat de gedaagde partijen die geen woonplaats hebben in Nederland ([geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4]) vrijwillig zijn verschenen en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet hebben betwist.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis Brampton c.s. in conventie veroordeeld tot betaling van diverse bedragen aan Monitor c.s. wegens (met name) door Monitor c.s. onverschuldigd betaalde (ten onrechte aan Monitor c.s. onttrokken) bestuurdersvergoedingen (artikel 6:203 BW).
3.2.
In het incident in hoger beroep hebben [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] aangevoerd dat zij in Duitsland respectievelijk Zwitserland woonplaats hebben. Zij stellen zich daarom op het standpunt dat de rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren ten aanzien van de door Monitor c.s. tegen hen ingestelde vorderingen.
3.3.
Het hof overweegt dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn. Dit betekent voor de appelrechter dat hij de vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is, aan een onderzoek dient te onderwerpen, zelfs indien geen van de partijen zich over die vraag heeft uitgelaten en ook indien de vraag buiten de grenzen van het door de appelgrieven ontsloten gebied van de rechtsstrijd in hoger beroep valt. De appelrechter toetst de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter dus ambtshalve buiten de grieven om en vernietigt de uitspraak in eerste aanleg indien hij tot de bevinding komt dat de rechter in eerste aanleg ten onrechte heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is.
Gelet hierop kan het verweer van Monitor c.s. dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] hun standpunt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is niet hebben gemotiveerd en dat zij ten onrechte geen grief hebben geformuleerd tegen het bevoegdheidsoordeel van de rechtbank, dan ook niet slagen. Het hof dient de door [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] opgeworpen vraag immers ambtshalve te onderzoeken.
3.4.
Sprake is van een handelszaak in de zin van artikel 1 van de Herschikte EEX-Vo (Brussel-I-bis) en in de zin van artikel 1 van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EVEX II).
Ten aanzien van [geïntimeerde sub 2], die in Duitsland woonplaats heeft, is artikel 4 lid 1 Brussel-I-bis het uitgangspunt: zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.
Ten aanzien van [geïntimeerde sub 4], die in Zwitserland woont, geldt EVEX II, welk verdrag in artikel 2 lid 1 eenzelfde uitgangspunt kent:
" Onverminderd dit verdrag worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat."
Echter, zowel op grond van artikel 8, aanhef en sub 1 Brussel-I-bis als op grond van artikel 6, aanhef en sub 1 EVEX II, kan een verweerder, indien er meerdere verweerders zijn, ook worden opgeroepen voor het gerecht van één van die verweerders, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Dat doet zich in het onderhavige geval voor. [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] zijn de dga's van Brampton en Visionlead, welke vennootschappen beide in [plaats] zijn gevestigd. De vorderingen die Monitor c.s. tegen Brampton c.s. hebben ingesteld strekken er (bijna) allemaal toe om door Monitor c.s. betaalde vergoedingen voor management- en consultancywerkzaamheden van deze vier gedaagden/principaal geïntimeerden als onverschuldigd terug te vorderen. Gelet op de nauwe samenhang tussen die vorderingen is het naar het oordeel van het hof voor een goede toepassing van het recht en de rechtseenheid noodzakelijk dat de tegen Brampton c.s. ingestelde vorderingen gelijktijdig worden behandeld en beslist. Gelet op de vestigingsplaats van twee van de vier gedaagden/principaal geïntimeerden ([vestigingsplaats]) hebben Monitor c.s. kunnen kiezen voor de Nederlandse rechter. De Nederlandse rechter is dus bevoegd ten aanzien van alle geïntimeerden.
3.5.
Bovendien staat vast dat het geschil tussen partijen een rechtsbetrekking betreft die ter vrije bepaling van partijen staat en dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4] niet al in eerste aanleg, hoewel verschenen, een beroep hebben gedaan op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Op grond van artikel 26 lid 1 Brussel-I-bis is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd, tenzij zijn verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 24 exclusief bevoegd is. Eenzelfde bepaling is te vinden in artikel 24 EVEX II. Gelet hierop hebben [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 4], zoals de rechtbank heeft overwogen, door te verschijnen zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten, die bevoegdheid aanvaard en kunnen zij thans geen beroep meer doen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter.
Op artikel 26 lid 1 Brussel-I-bis en artikel 24 EVEX II is artikel 9, aanhef en sub a Rv gebaseerd. Aan het in laatstgenoemd artikel gestelde vereiste dat voor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter een redelijk belang aanwezig moet zijn, is voldaan nu de Brampton en Visionlead in Nederland zijn gevestigd.
3.6.
Gelet op het voorgaande is de Nederlandse rechter bevoegd en moet de vordering in het incident worden afgewezen.
3.7.
Het hof ziet aanleiding de beslissing omtrent proceskosten van het incident aan te houden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.8.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 29 juli 2025 voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 juni 2025.
griffier rolraadsheer