In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingeleid door De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), tegen een taalschool. DUO vorderde een verklaring voor recht dat de betalingen aan de taalschool onverschuldigd waren, omdat de cursussen die gefactureerd waren niet daadwerkelijk waren gegeven. De rechtbank had eerder de vorderingen van DUO afgewezen, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd dat de facturen onrechtmatig waren. In het incident dat aan het hof werd voorgelegd, vroeg DUO om inzage in de administratie van de taalschool, waaronder originele facturen en aanwezigheidsregistraties, om te kunnen vaststellen of de betalingen rechtmatig waren. Het hof heeft besloten de beslissing op de vordering in het incident aan te houden tot de behandeling van de hoofdzaak, omdat de beoordeling van de rechtmatigheid van de facturen afhankelijk is van de uitkomst van de hoofdzaak. Het hof heeft ook geoordeeld dat DUO niet de mogelijkheid heeft om grieven voorwaardelijk te formuleren in de memorie van grieven, en heeft de zaak verwezen naar de rol voor partijberaad. De beslissing over de proceskosten in het incident is eveneens aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.