Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
.
sale and lease back’situatie. De koopprijs van het gebouw bedroeg € 9.000.000. De heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting is in de akte van levering gesteld op € 3.500.000 in verband met de nog te verrichten werkzaamheden aan het gebouw.
2) Op de begane grondvloer is de kluis verwijderd en is een sparing aangebracht in de betonwand;
3) Er is een nieuwe liftsparing aangebracht tussen de kelder en de begane grondvloer;
4) Er zijn entresolvloeren met dragende wanden op de begane grondvloer aangebracht;
5) Op de 2e verdieping aan de achterzijde evenwijdig aan het [adres] is het vloeroppervlak uitgebreid en zijn aanpassingen gedaan aan de bestaande 2e verdiepingsvloer, wanden en houten dakspanten;
6) Boven de bestaande lift is een technische vloer aangepast en uitgebreid ten behoeve van de plaatsing van luchtbehandelingskasten;
7) De betontrappen rondom de lift zijn verwijderd en er zijn nieuwe vloeren aangebracht;
8) Er zijn nieuwe schachten aangebracht, waardoor de vloeren zijn ondersteund door stalen balken op alle verdiepingen;
9) Diverse houten en betonnen vloeren zijn na het bouwkundig strippen hersteld. De houten balken zijn plaatselijk voorzien van nieuwe balken en de betonvloeren zijn op diverse plaatsen gerepareerd. De betonkwaliteit is op diverse plaatsen gecontroleerd en er zijn cilinders geboord en getest op sterkte. De druksterkte was goed, echter de wapening op diverse plekken beschadigd, waardoor de vloeren zijn hersteld.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
b. wordt na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht;”
Kozuba [3] en
Promo 54 [4] ) daar geen ruimte voor biedt. Iedere Unierechtelijk kwalificerende verbouwing [5] verdient eenzelfde behandeling, aldus belanghebbende.
Kozubaniet in de weg staat aan de keuze van de wetgever om de hernieuwde eerste ingebruikneming van gebouwen te koppelen aan het begrip ‘vervaardiging’, omdat het HvJ met
Kozubaen het daarin uitgelegde begrip van een kwalificerende verbouwing slechts een ondergrens heeft gesteld; een striktere uitleg zoals de Hoge Raad tijdens de prejudiciële beslissing voorstond was dus mogelijk. [7] Advocaat-Generaal Wattel heeft op 29 november 2024 [8] - dus ná
Promo 54– evenwel geconcludeerd dat
Promo 54nauwelijks nog discretionaire ruimte laat bij de invulling van ‘eerste ingebruikneming’ van verbouwde gebouwen. Toch heeft hij vervolgens de strikte uitleg van het begrip ‘vervaardiging’ in lijn met de Unierechtelijke rechtspraak geacht, mede gelet op punt 55 van
Kozuba. [9] Ten slotte heeft de Hoge Raad in het arrest van 31 januari 2025 [10] eveneens verwezen naar datzelfde punt en ditmaal buiten redelijke twijfel geacht dat zijn uitleg van artikel 11, lid 3, letter b, Wet OB (oud) in overeenstemming is met de mogelijkheid die artikel 12, lid 2, Btw-richtlijn biedt om de voorwaarden te bepalen voor de toepassing van het criterium van de ‘eerste ingebruikneming’ op de verbouwing van oude gebouwen, te meer daar met deze uitleg van artikel 11, lid 3, letter b, Wet OB (oud) de in punt 26 van
Promo 54bedoelde draagwijdte van het begrip verbouwing, zoals omlijnd door het HvJ, in acht wordt genomen.
Kozubaen
Promo 54waarnaar wordt verwezen – om thans anders te oordelen of om prejudiciële vragen aan het HvJ te stellen. De geschilvraag moet zo worden beantwoord dat het ‘in wezen nieuwbouw’-criterium van de Hoge Raad in overeenstemming is met de Btw-richtlijn. De in 3.1 vermelde vrijstelling voor de overdrachtsbelasting is niet van toepassing.
5.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).