ECLI:NL:GHSHE:2025:2198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
23/1346 en 23/1347
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 met betrekking tot etnische profilering door de Belastingdienst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2019. De belanghebbende, die een onderneming drijft, heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die de beroepen ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij onder andere aanvoert dat hij etnisch geprofileerd is door de Belastingdienst. Het hof oordeelt dat er geen bewijs is voor etnische profilering en dat de rechtbank de goede procesorde niet heeft geschonden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende is gehouden om informatie te verstrekken op basis van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/1346 en 23/1347
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 augustus 2023, nummers BRE 22/1448 en BRE 22/1449 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2019 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in 1.1. genoemde aanslagen en beschikking. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2019 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de aanslag Zvw 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 22 mei 2025. Belanghebbende heeft verzocht om uitstel van deze zitting.
1.6.
Het gerechtshof is tegemoet gekomen aan het verzoek van belanghebbende en heeft een nieuwe zitting ingepland.
1.7.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
1.8.
De inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingediend.
1.9.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met de nummers 23/1342 tot en met 23/1345.
1.10.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is gehuwd met [echtgenote] (hierna: de echtgenote).
2.2.
Belanghebbende drijft een onderneming met de naam “ [bedrijf 1] ”. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit voetverzorgende activiteiten.
2.3.
Belanghebbende werkt samen met “ [bedrijf 2] ”, de onderneming van zijn echtgenote.
2.4.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2019 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.873. De inspecteur heeft aan belanghebbende een voornemen tot afwijking gestuurd. Belanghebbende heeft op dit voornemen gereageerd én een herziene aangifte ingediend. De herziene aangifte is gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.158.
2.5.
De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2019 van de herziene aangifte afgeweken met betrekking tot de persoonsgebonden aftrek. De drempel voor de ziektekosten is door de inspecteur verlaagd met € 43. De persoonsgebonden aftrek komt daardoor uit op € 806 in plaats van € 763. Voor het overige heeft de inspecteur de herziene aangifte gevolgd, resulterend in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.115.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de aanslagen IB/PVV en Zvw 2019 naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende heeft vervolgens het hoger beroep tegen de aanslag Zvw 2019 (nummer 23/1347) ingetrokken. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de rechter in eerste aanleg in strijd met de goede procesorde gehandeld?
II. Heeft de rechtbank teveel griffierecht geheven?
III. Zijn de verweerschriften van de inspecteur toelaatbaar in het geding?
IV. Is belanghebbende etnisch geprofileerd?
V. Is belanghebbende gehouden informatie te verstrekken?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en beantwoording van de door hem gestelde vragen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
Het hof veronderstelt dat belanghebbende bij het beantwoorden van de geschilvragen, nu de onderhavige aanslagen niet meer in geschil zijn, een processueel belang heeft en zal daarom daarover een oordeel geven.
I. Heeft de rechter in eerste aanleg de goede procesorde geschonden?
4.1.
De zitting bij de rechtbank van 6 juli 2023 is, in verband met de uitloop van een eerdere zaak, 15 minuten later aangevangen. Belanghebbende had om 11:30 uur zijn volgende afspraak gepland staan en heeft daardoor de zitting niet geheel kunnen bijwonen. Belanghebbende geeft aan dat hij niet in de gelegenheid is geweest de door hem meegebrachte bewijsstukken (rittenlijsten, cataloguswaarden voertuig en medische gegevens in grootboeken) te overleggen en stelt dat de rechter een nieuwe zitting had moeten inplannen. Door dit niet te doen is de goede procesorde geschonden, aldus belanghebbende.
4.2.
Het hof is van oordeel dat in zijn algemeenheid geldt dat een zitting aanvangt op het in de uitnodiging van die zitting vermelde tijdstip. Echter is het mogelijk dat, bijvoorbeeld door de omstandigheid dat een vorige zitting is uitgelopen, de daaropvolgende zitting later aanvangt. Het hof acht het redelijk dat partijen met een dergelijke omstandigheid rekening houden tenzij de overschrijding van het geplande aanvangstijdstip dermate groot is dat daarmee de goede procesorde wordt geschonden. Het hof is van oordeel dat in dit geval, waarin de overschrijding 15 minuten bedroeg, deze niet is geschonden. Dat belanghebbende met een latere aanvang van de zitting geen rekening heeft gehouden dient derhalve voor zijn risico te blijven.
II. Heeft de rechtbank teveel griffierecht geheven?
4.3.
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven. Het griffierecht bedraag € 50 indien het beroep door een natuurlijk persoon is ingesteld tegen een besluit met betrekking tot de IB/PVV en Zvw. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. [1]
4.4.
De rechtbank heeft in de zaken BRE 22/1448 en 22/1449 eenmaal griffierecht geheven. Gelet op hetgeen in overweging 4.3. is vermeld, is het hof van oordeel dat het griffierecht juist is vastgesteld. Dat de zaken van de echtgenote van belanghebbende gelijktijdig op zitting zijn behandeld, maakt het oordeel van het hof niet anders.
III. Zijn de verweerschriften van de inspecteur toelaatbaar in het geding?
4.5.
Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat het inbrengen van de verweerschriften niet in geschil is. Belanghebbende heeft bezwaar tegen de verwijzing naar de telefoongesprekken tussen belanghebbende en de inspecteur, die in de verweerschriften staan. De inspecteur verdraait naar zijn mening de inhoud van de gevoerde gesprekken en schetst zo een vertekend beeld. Omdat de gesprekken niet genotuleerd zijn, staat niet vast wat er daadwerkelijk gezegd is.
4.6.
De (inhoud van de) telefoongesprekken spelen geen rol in deze procedure.
Reeds hierom wordt door het hof hierop geen acht geslagen.
IV. Is belanghebbende etnisch geprofileerd?
4.7.
De rechtbank heeft met betrekking tot deze vraag als volgt geoordeeld:
“5.8. Belanghebbende heeft gesteld dat sprake lijkt te zijn van etnische profilering bij de Belastingdienst vanwege zijn achternaam en dat de aangiften van belanghebbende en zijn echtgenote daarom steeds worden gecontroleerd. Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat de Belastingdienst werkt met een discriminerend algoritmen-systeem dat onder andere heeft geleid tot de toeslagenaffaire en dat dit systeem ook bij de inkomstenbelasting wordt toegepast. Er zijn ook zwarte lijsten die niet in de systemen staan.
5.9.
De inspecteur heeft met betrekking tot de handmatige beoordeling van de aangifte 2019 het volgende verklaard. De aangifte 2018 van belanghebbende is handmatig beoordeeld, omdat bij de behandeling van de aanslag IB/PVV 2015 bleek dat er sprake was van structurele negatieve resultaten. In dit verband is ‘een uitworp’ opgenomen om de bron van inkomen in 2018 nader te onderzoeken en heeft de inspecteur contact opgenomen met belanghebbende. De aangifte IB/2018 is conform de ingediende aangifte opgelegd. Bij zijn beoordeling constateerde de inspecteur dat belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2019 van 16 augustus 2019 personeelskosten in aanmerking nam, terwijl er geen personeel in dienst was. Hierover heeft de aanslagbehandelaar belanghebbende bevraagd en in dit verband een uitworp voor de aangifte IB/PVV 2019 opgenomen. Bij het indienen van een tweede aangifte van 26 maart 2021 heeft belanghebbende de personeelskosten niet meer vermeld. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er in onderhavig geval etnisch is geprofileerd op de achternaam van belanghebbende. Voor zover de inspecteur kan beoordelen stond belanghebbende niet vermeld in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) of een andere ‘zwarte lijst’. Niet gebleken is dat belanghebbende een FSV-brief heeft ontvangen.
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur een redelijke verklaring gegeven voor de aanleiding voor de controle van de aangiften 2019. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat hij geen brief heeft ontvangen over een vermelding van zijn naam in de FSV. Gelet op dit alles en omdat nader bewijs voor de stellingen van belanghebbende ontbreek, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de aangiften van belanghebbende zijn gecontroleerd op grond van een discriminerend algoritmen-systeem of een zwarte lijst of dat anderszins sprake is van etnische profilering.”
4.8.
Het hof acht deze overwegingen van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven en maakt die tot de zijne. Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende aangegeven dat een kennis, die bij de Belastingdienst werkzaam is, hem interne memo’s heeft laten zien, waaruit de etnische profilering van belanghebbende blijkt. Belanghebbende heeft deze memo’s niet ingebracht en heeft ook niet aangegeven wat de inhoud van de memo’s was. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende weersproken. Het hof is van oordeel dat de blote stelling van belanghebbende onvoldoende is om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen.
V. Is belanghebbende gehouden informatie te verstrekken?
4.9.
De rechtbank heeft als volgt geoordeeld:
“5.5. Belanghebbende heeft gesteld dat het niet terecht is dat de inspecteur wel vragen kan en mag stellen aan een belanghebbende en eisen dat daarop moet worden geantwoord, maar dat de vragen van de belanghebbende niet worden beantwoord. Belanghebbende wil pas de gevraagde informatie verstrekken als zij een bevredigend antwoord heeft gekregen op haar vragen.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur op grond van de wet bevoegd is om inlichtingen te vragen. Een belastingplichtige is verplicht om desgevraagd de gegevens en inlichtingen te verstrekken, die voor de belastingheffing in de situatie van de belastingplichtige van belang kan zijn.2 Belanghebbende kan hier geen voorwaarden aan verbinden. De gevolgen van het niet verstrekken van informatie (met betrekking tot bijvoorbeeld aftrekposten, waarvan een belastingplichtige de bewijslast heeft) komen dan voor rekening van de belastingplichtige.
Voetnoot 2: Artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).”
Het hof acht het oordeel van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven en maakt deze tot de zijne.
Tussenconclusie
4.10.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.11.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.12.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door A.J. Kromhout, voorzitter, M.E. Smorenburg en H.J. Cosijn, in tegenwoordigheid van F. Marcolina, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, De voorzitter,
F. Marcolina A.J. Kromhout
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 2 van de bijlage 3 bij de Awb.