In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 van belanghebbende. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.427, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat hij een verlies van € 19.500 uit de verkoop van een chalet in 2018 in aftrek wilde brengen op de aanslag van 2019.
Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was niemand verschenen, maar belanghebbende was op de juiste wijze uitgenodigd. Het hof oordeelde dat het hoger beroep ontvankelijk was, maar ongegrond. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verlies uit de verkoop van het chalet niet in aftrek kon worden gebracht op de aanslag IB/PVV 2019, omdat belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de aanslag van 2018. Het hof concludeerde dat de aanslag van 2019 correct was vastgesteld en dat er geen termen waren om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.