Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
household allowanceen een
tax-adjustment. Belanghebbende heeft het pensioen opgebouwd met toepassing van de “Pension Scheme Rules Applicable to Permanent Staff of the Co-ordinated Organisations” (hierna: de (gecoördineerde) pensioenregeling). In deze regeling is onder meer het volgende bepaald:
household allowanceen de
tax-adjustmentaangemerkt als belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) op grond van artikel 3.82, aanhef en onderdeel c, Wet IB 2001 en heeft ter zake van de pensioenaanspraak geen inkomen uit sparen en beleggen (box 3) in aanmerking genomen.
household allowanceen
tax-adjustment) is voor twee derde (2/3e) deel belast als inkomen uit werk en woning (box 1) en voor een derde (1/3e) deel belast als inkomen uit sparen en beleggen (box 3). In box 3 is voor de bepaling van de waarde van de pensioenaanspraak uitgegaan van de uitgangspunten zoals vermeld in artikel 19 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB 2001). De
household allowanceen
tax-adjustmentzijn volledig belast in box 1.
3.Geschil en conclusies van partijen
tax-adjustmenten de
household allowanceterecht en op de juiste wijze in de heffing van IB/PVV betrokken (hoger beroep inspecteur en belanghebbende)?
4.Gronden
tax-adjustmenten
household allowance(hierna samen: de toelagen) deel uitmaken van het aan belanghebbende door NATO toegekende pensioenrecht.
household allowancekomt daar volgens de inspecteur nog bij dat deze al gedurende de actieve periode wordt verstrekt en dus niet alleen ingaat bij ouderdom, invaliditeit of overlijden.
family allowances, waar de
household allowanceonder valt, is neergelegd in artikel 28 van de pensioenregeling. De aanspraak op de
tax-adjustmentvolgt uit artikel 42 van de pensioenregeling. Het hof acht verder van belang dat de toelagen voorzien in de (levenslange) verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom en dat de hoogte van de toelagen afhangt van de hoogte van het pensioen (zie 2.2). Het hof ziet niet in waarom de pensioenpremies geen betrekking zouden hebben op het recht op de toelagen na de actieve periode. Het hof acht daarom aannemelijk dat belanghebbende het recht op de toelagen heeft opgebouwd. Deze kwalificatie van de toelagen komt bovendien overeen met de verklaringen die belanghebbende in hoger beroep heeft overgelegd (zie 4.2). Uit deze verklaringen volgt dat de toelagen integraal onderdeel uitmaken van het pensioen. Met betrekking tot de
tax-adjustmentblijkt uit de door de inspecteur overgelegde “Tax Declaration[s]” [2] dat deze wordt betaald door NATO. Daar doet niet aan af dat NATO en het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderling zijn overeengekomen dat het bedrag van de
tax-adjustmentten laste van de Staat komt.
household allowance,
tax-adjustment,
leaving allowance, de mogelijkheid tot vervroeging van de pensioeningangsdatum van 60 naar 50 jaar, de hoogte van het wezenpensioen en de kring van gerechtigden tot dat pensioen. Verder is in de pensioenregeling geen rekening gehouden met een AOW-inbouw, voorziet de pensioenregeling in een aantal kapitaaluitkeringen en is de pensioenverplichting door de werkgever in eigen beheer gehouden en niet bij een derde ondergebracht. Het gedeelte van de pensioenuitkeringen dat ziet op vóór 1995 opgebouwde pensioenaanspraken is daarom volgens belanghebbende vrijgesteld van belastingheffing.
f) heeft voldaan (die het hof heeft omgerekend in €):
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van de inspecteur gegrond;
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over het griffierecht en de proceskosten;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2006 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.056 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 181.084;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2007 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 98.986 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 198.078;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.335 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 171.387;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2009 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.147 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 155.617;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.096 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 183.936;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.960 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 176.637;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.353 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 168.842;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2013 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.238 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 184.350;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.100 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 240.637;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.194 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 254.545;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 424.963 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 254.642;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.694 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 305.192;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2018 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.085 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 345.165;
- vermindert de rentebeschikkingen evenredig en gelast dat de aldus berekende rentebeschikkingen verder worden verminderd tot 25% van de aldus berekende heffings- en belastingrente (zie 4.39);
- wijst het verzoek om wettelijke rente af;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 12.500;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 138 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 54,72.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).