Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[bedrijf A],
EG,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/02/400462 / HA ZA 22-406)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven, met producties 1 tot en met 6,
- de memorie van antwoord, met producties 4 tot en met 9,
- de akte van [bedrijf A] ,
- de antwoordakte van EG.
3.De feiten
Ik kom graag nog even terug op de eventuele samenwerking voor 2022, zoals vorige week besproken.
4.Het geschil in eerste aanleg
5.De vordering in hoger beroep
6.De beoordeling
Aantal edities 2021: 4”. De betekenis van een beding in een schriftelijke overeenkomst moet, indien omstreden, door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van belang zijn (de
Haviltex-maatstaf).
De afgesproken prijs per nummer was gebaseerd op een gegarandeerde afname van 4 uitgaven per jaar.” EG weerspreekt niet de juistheid van die verklaring, maar voert aan dat de verklaring (alleen) op de overeenkomst uit 2012 ziet en dat die uitleg, in het licht van de gedragingen van partijen niet kan worden gevolgd voor de overeenkomst van 2021, althans dat partijen sindsdien de overeenkomst hebben gewijzigd.
antal edities 2021: 4”). Ook EG moet tegen die achtergrond de tekst zo hebben begrepen. Daarvoor was niet nodig dat [bedrijf A] EG op enig moment op de afnameverplichting wees. Dat de prijs per editie is opgenomen in de overeenkomst, is onvoldoende om te oordelen dat het EG ook vrij stond per editie te beslissen of zij die wilde afnemen. Aannemelijk is dat die prijs werd vermeld om tussentijds (“per editie”) en niet jaarlijks af te rekenen. Bovendien staat erbij dat de prijs is gebaseerd op vier edities.
Ik herinner mij dat in 2020 EG aangaf de vier edities niet te gaan volmaken. Vanuit [bedrijf A] heb ik dat toen geaccordeerd, onder de voorwaarde dat er het volgende jaar wel weer op de oude voet gecontracteerd zou worden.” EG betwist niet dat het in 2020 – het jaar van de coronapandemie – zo is gegaan. In 2020 zijn ook drie edities van het magazine uitgegeven, waarvan de laatste editie (nr. 34) in januari 2021 verschenen is. Die editie is door beide partijen voorafgaand aan deze procedure steeds toegerekend aan de overeenkomst voor 2020. Het hof zal partijen daarin volgen en verwerpt het nieuwe (onvoldoende gemotiveerde) standpunt van EG dat deze editie toegerekend moet worden aan 2021.
Dank voor jullie vertrouwen voor weer een jaar samenwerking! Vier nummers van GEVAT in 2021 die EG Group en haar (potentiële) klanten (nog) meer verbindt.[…]” Op 20 oktober 2020 schreef EG terug: “
Het is wat ons betreft akkoord voor 2021.” Daaruit volgt bepaald niet dat EG of [bedrijf A] voorstelde om in 2021 opnieuw minder edities van het magazine uit te geven. Het hof legt in het licht van alle voormelde omstandigheden de overeenkomst zo uit, dat er ook in 2021 sprake is van een afnameverplichting voor vier edities.
Artikel 8: annulering
tot 12 weken voor aanvang van het project 35% van de projectkosten;
tussen de 12 en 8 weken voor aanvang van het project 65% van de projectkosten en
vanaf 8 weken voor aanvang van het project 100% van de projectkosten.”