ECLI:NL:GHSHE:2025:358

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
200.347.418_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en hervatting van de procedure op de voet van artikel 225/227 Rv met wijziging van de procespartij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing en hervatting van de procedure, waarbij de rechtsopvolger onder bijzondere titel (cessionaris) de plaats inneemt van de rechtsvoorganger (cedent). De appellante, [XX] Ink Tattoo & Piercing B.V., heeft in hoger beroep een vordering ingediend tegen [YY] B.V. en andere geïntimeerden, waarbij zij stelt dat zij een vordering heeft wegens bestuurdersaansprakelijkheid, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en/of onverschuldigde betaling. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 oktober 2024, waarin ook grieven en eiswijzigingen zijn opgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsopvolging plaatsvond door een akte van cessie, waarbij [XX] haar vordering op de geïntimeerden heeft gecedeerd aan [persoon A]. De akte van cessie is op 31 oktober 2024 ondertekend en de mededeling van de cessie aan de schuldenaren heeft plaatsgevonden. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering in het incident toewijsbaar is, en dat [persoon A] als nieuwe procespartij in de plaats van [XX] treedt. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak, die naar de rol is verwezen voor memorie van antwoord op 25 maart 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.347.418/01
arrest van 11 februari 2025
gewezen in het incident tot schorsing en hervatting (225/227 Rv) tot wijziging van de procespartij, in de zaak van
[XX] Ink Tattoo & Piercing B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. E. Cekic te Uitgeest,
tegen

1.[YY] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],

2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. G. Kaya te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 oktober 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 juli 2024, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen appellante – [XX] – als eiseres en geïntimeerden – [geïntimeerden] – als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/390728 / HA ZA 23-150)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep tevens houdende grieven en eiswijziging, met producties;
  • de incidentele conclusie van [XX] tot schorsing ex artikel 225 en tevens hervatting van de procedure met wijziging van de procespartij ex artikel 227 Rv, met producties;
  • de constatering op de rol dat [geïntimeerden] . geen antwoordconclusie in het incident hebben genomen.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Geïntimeerde sub 2 ( [YY] ) was via zijn persoonlijke houdstermaatschappij, geïntimeerde sub 1 ( [YY] BV), bestuurder van [XX] tot 9 januari 2023. Op die datum heeft [XX] [YY] (BV) ontslag aangezegd als bestuurder. Geïntimeerde sub 3 ( [geïntimeerde sub 3] ) is in gemeenschap van goederen gehuwd (geweest) met [geïntimeerde sub 2] .
[XX] meent dat zij een vordering op [geïntimeerden] . heeft wegens bestuurdersaansprakelijkheid, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en/of onverschuldigde betaling. Die vordering is het onderwerp van de onderhavige procedure.
3.2.
Bij haar incidentele conclusie heeft [XX] als productie een akte van cessie in het geding gebracht waarin (onder meer) staat dat [XX] als cedent haar algehele vordering op [geïntimeerden] ., zoals omschreven in de appeldagvaarding houdende grieven, alsook haar rechten als beslaglegger, wenst te cederen aan [persoon A] , wonende te [plaats A] (Turkije), geboren op 11 mei 1981, als verkrijger, en dat de verkrijger de procedure in hoger beroep voor eigen rekening en risico zal voeren op het moment van openbaarmaking van de akte van cessie richting [geïntimeerden] . De akte van cessie is op 31 oktober 2024 ondertekend namens [XX] en door [persoon A] .
3.3.
[XX] vordert in het incident schorsing van de procedure op de voet van artikel 225 Rv en hervatting van de procedure op de voet van artikel 227 Rv, waarbij [persoon A] wordt aangemerkt als procespartij in plaats van [XX] .
3.4.
Het hof overweegt dat ingevolge artikel 225 lid 1, aanhef en sub c, Rv grond voor schorsing van het geding is het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak. Onder een andere oorzaak als in dit artikellid bedoeld wordt begrepen de overdracht van de vordering waarop het desbetreffende geding betrekking heeft, aan een derde als rechtsopvolger onder bijzondere titel (de cessionaris).
Als gevolg van de schorsing, gevolgd door hervatting van het geding op de voet van artikel 227 Rv, neemt de rechtsopvolger onder bijzondere titel de plaats in van de rechtsvoorganger in de procedure.
3.5.
Op grond van artikel 3:94 lid 1 BW is voor de overdracht van een vordering op naam vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken, gevolgd door mededeling van de cessie aan de schuldenaar.
[geïntimeerden] . hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Onbetwist is dus gebleven dat [XX] bevoegd is haar vordering op [geïntimeerden] . te leveren aan [persoon A] en dat de in het geding gebrachte akte van cessie een geldige titel voor de overdracht vormt. Evenmin is betwist dat [XX] op 4 november 2024 aan [geïntimeerden] . mededeling heeft gedaan van de cessie, zoals door [XX] gesteld. Bovendien, deze mededeling heeft ook plaatsgevonden doordat [XX] de akte van cessie in het geding heeft gebracht.
3.6.
Gelet op het hiervoor overwogene is de vordering in het incident toewijsbaar als hierna volgt.
De beslissing omtrent de proceskosten houdt het hof aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.7.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
stelt vast dat het geding is geschorst op de voet van artikel 225 Rv en hervat op de voet van artikel 227 Rv en dat [persoon A] , wonende te [plaats A] (Turkije), als procespartij in de plaats treedt van [XX] , met mr. E. Cekic te Uitgeest als advocaat;
draagt de griffier op deze wijziging van de procespartij door te voeren in het roljournaal;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2025 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 februari 2025.
griffier rolraadsheer