ECLI:NL:GHSHE:2025:39

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
200.342.514_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag over minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het ouderlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], is beëindigd. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. Ögüt, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank, die heeft bepaald dat de moeder, vertegenwoordigd door mr. I. Gerrand, voortaan het eenhoofdig gezag over de kinderen zal uitoefenen. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag af te wijzen. Hij heeft ook verzocht om een informatieregeling, zodat hij op de hoogte kan blijven van het welzijn van de kinderen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 22 november 2024, waarbij zowel de vader als de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader heeft zijn betrokkenheid bij de opvoeding van de kinderen benadrukt en betoogd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn rol en de omstandigheden rondom de echtscheiding. De moeder daarentegen heeft de stelling van de vader betwist en gewezen op zijn problematische gedrag, waaronder het gebruik van verdovende middelen en een strafrechtelijke veroordeling voor bedreiging.

Het hof heeft de situatie van de ouders en de kinderen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag ten behoeve van de moeder. Tevens is er een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder verplicht is om de vader eenmaal per drie maanden te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 januari 2025
Zaaknummer: 200.342.514/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/388731 / FA RK 22-5802
in de zaak in hoger beroep van
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. U. Ögüt,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. I. Gerrand.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De rechtbank heeft het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader is het hier niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 18 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vader heeft hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift met producties is ingekomen ter griffie op 17 juni 2024. De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verduidelijkt dat de vader heeft verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de beslissing over het gezag met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder om te worden belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsnog af te wijzen.
De vader verzoekt aanvullend te bepalen dat de moeder wordt gehouden één keer per maand via de advocaten de vader te informeren rondom het welzijn, gezondheid, schoolprestaties en ontwikkelingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , dan wel een informatieregeling die het hof juist acht. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 augustus 2024, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel het hoger beroep af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. U. Ögüt en een tolk in de Berberse taal;
- de moeder, bijgestaan door mr. I. Gerrand;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Aan de begeleidster van de vader van het Leger des Heils, [begeleidster] , is bijzondere toegang verleend om als toehoorder de mondelinge behandeling bij te
wonen.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 24 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier in eerste aanleg, ontvangen van mr. Ögüt op 17 juni 2024;
  • het V6-formulier van mr. Boudrad, kantoorgenoot van mr. Ögüt, van 4 juli 2024 met producties 2, 3J en 4;
  • het V6-formulier van mr. Boudrad van 13 augustus 2024, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 januari 2024;
  • het V6-formulier van mr. Gerrand van 4 november 2024 met productie 26;
  • het V8-formulier van mr. Gerrand van 8 november 2024;
  • het V6-formulier van mr. Ögüt van 11 november 2024 met producties 6-8;
  • het V6-formulier van mr. Ögüt van 12 november 2024 met productie 9;
  • het V6-formulier van mr. Gerrand van 21 november 2024 met productie 27 (ondanks het bezwaar hiertoe van mr. Ögüt, zoals beslist tijdens de mondelinge behandeling).

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 25 maart 2011 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van zijn de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
3.2.
Bij beschikking van 6 juli 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 26 oktober 2023 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het gezag van de vader over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank beëindigt ten onrechte het gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het verzoek van de moeder was summier en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wees het verzoek toe, zonder gedegen onderzoek door de raad en ondanks dat het uitgangspunt in de wet is dat de ouders na ontbinding van het huwelijk het ouderlijk gezag blijven uitoefenen. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op een eenzijdig verhaal van de moeder. De vader wijst in dit verband op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:10863) en de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 februari 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:335). De rol die de vader heeft vervuld in het leven van de kinderen, is onvoldoende meegewogen in de beslissing van de rechtbank. De vader was actief betrokken bij de opvoeding en verzorging van de kinderen, ook na het uiteengaan van partijen. Partijen waren voorafgaand aan de echtscheidingsprocedure een ruime weekendregeling overeengekomen. Met andere woorden: de moeder achtte de vader uiterst geschikt als ouder. Ook heeft de vader nimmer een gezagsbeslissing gefrustreerd en stond hij altijd voor de kinderen klaar. De rechtbank heeft verder ten onrechte het aanstaande begeleide omgangstraject niet meegenomen in de beoordeling of binnen afzienbare tijd verbetering te verwachten is. De vader verwacht dat de start van dit traject een positief effect heeft op hem, de moeder en de kinderen. Hij is inmiddels drie keer met zijn ambulante begeleiding van het Leger des Heils op gesprek geweest bij het omgangshuis van de [instantie] .
Er waren problemen tussen de ouders onderling in de lopende echtscheidingsprocedure, maar er is onvoldoende gekeken naar alternatieven. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt, zo volgt uit de toelichting bij artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW), niet zonder meer mee dat er sprake moet zijn van eenhoofdig gezag. De vader heeft er vrede mee dat partijen een eigen weg zijn ingeslagen en hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor wat er in het verleden is voorgevallen tussen partijen. Hij heeft een traject gevolgd om zijn emoties te bespreken en te reguleren. Het traject is helaas vroegtijdig gestopt, maar dat lag niet aan hem. De vader heeft hard aan zichzelf gewerkt en de reclassering is voornemens om het reclasseringstoezicht in februari 2025 positief af te ronden. Ook na deze periode staat de vader open voor hulpverlening. Vanwege het contact- en locatieverbod koos de vader ervoor om de gemoederen te laten rusten en geen contact te zoeken met de moeder, maar hij mist de kinderen enorm. Hij vroeg regelmatig informatie op bij school in verband met de voortgang van de kinderen. Hij wordt door de moeder niet geïnformeerd over de kinderen, vandaar zijn aanvullend verzoek. Hij heeft het idee dat de moeder hem volledig uit beeld wil hebben bij de kinderen.
3.6.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
Zij betwist dat de vader zich gedurende het huwelijk heeft beziggehouden met de kinderen. Hij gebruikte veelvuldig verdovende middelen en was niet in staat om een zorgtaak op zich te nemen. Dat bleek ook na de echtscheiding het geval. Hij liet de woning ernstig vervuilen en nam geen verantwoordelijkheid voor de kinderen. Tijdens het laatste contact vertelde de vader het oudste kind dat hij de moeder iets zou aandoen als zij een nieuwe relatie zou krijgen. De vader is veroordeeld voor het belagen van de moeder en het bedreigen met de dood. De vader realiseert zich nog steeds niet de ernst van zijn gedragingen en de invloed hiervan op de moeder en de kinderen. Hij praat nog steeds negatief over de moeder. Hij moest volgens zijn veroordeling meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling, maar deze heeft niet plaatsgevonden.
Er bestaat al geruime tijd een zeer moeizame verstandhouding tussen partijen en er zijn spanningen. Er is ook geen zicht op dat dit gaat verbeteren. Door een mededeling van de vader aan zijn reclasseringsambtenaar op 1 juli 2024 zijn de veiligheidsmaatregelen rondom de moeder opnieuw opgeschroefd. Er is een risico op eer gerelateerd geweld. De moeder probeert de kinderen zoveel mogelijk hier buiten te houden, maar de kinderen merken uiteraard dat er weer wat speelt. Er is verder geen enkele samenwerking met de vader. De moeder heeft geen gezagsbeslissingen hoeven te nemen, er waren dan ook geen beslissingen voor de vader om te frustreren. De vader stelt de belangen van de kinderen niet voorop en er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken als de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag blijven uitoefenen. Het eenhoofdig gezag staat niet in de weg van contactherstel. Er staat nog niet vast dat er (begeleide) omgang komt tussen de vader en de kinderen. De kinderen voeren momenteel gesprekken met een kindercoach en er moet worden gekeken naar de veiligheid van de kinderen en de moeder.
Voor wat betreft het aanvullend verzoek van de vader, wijst de moeder erop dat de informatieregeling niet oneindig via de advocaten van partijen kan lopen. Dit laat onverlet dat de moeder bereid is de vader te informeren, waarbij eens in de drie maanden volgens haar voldoende is. De moeder zal een e-mailadres op naam van de kinderen aanmaken en via dit e-mailadres informatie aan de vader sturen. De vader dient dan wel aan te geven op
welk e-mailadres hij bereikbaar is.
3.7.
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad staat nog steeds achter het destijds gegeven advies om het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen. Er bestaat hierover bij de raad geen gerede twijfel, zodat een raadsonderzoek niet nodig is. Het is in beginsel in het belang van een kind dat de ouders samen gezagsbeslissingen nemen, maar dat is in dit geval niet haalbaar. Het is in het belang van de kinderen dat de mogelijkheden voor (begeleide) omgang worden onderzocht en dat er wordt gewerkt aan een positief beeld bij de kinderen van de vader.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.8.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft. Het hof zal de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordelen op grond van artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (hierna: Brussel II-ter).
Op grond van de hoofdregel van artikel 7 Brussel II-ter zijn in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt. Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen altijd in Nederland is geweest, is de Nederlandse rechter bevoegd.
3.8.2.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking Nederlands recht toegepast. Daartegen zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
Gezag
3.8.3.
Ingevolge artikel 1:251 BW blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen. Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.4.
Duidelijk is dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is. Het is begrijpelijk dat een echtscheidingsprocedure voor ouders gepaard gaat met emoties en spanningen, maar de situatie gaat in dit geval vele malen verder. De dingen die zijn gezegd en de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van de vader, een contact- en gebiedsverbod en een (recente) aanscherping van veiligheidsmaatregelen rondom de moeder en de kinderen. De aan de vader opgelegde emotieregulatie training heeft niet plaatsgevonden. Volgens de vader heeft hij hier geen schuld aan en ligt het buiten zijn invloedsfeer, maar - wat hier ook van zij - feit is dat de emotieregulatie training niet heeft plaatsgevonden. Het hof ziet dat de vader zijn leven meer op de rit heeft en hier met de hulpverlening hard voor heeft gewerkt, maar dit laat onverlet dat er geen sprake is van enig vertrouwen tussen de ouders. Dit blijkt ook uit de mondelinge behandeling in hoger beroep. De vader praat erg negatief over de moeder en dit draagt niet bij aan een basis voor overleg en een zinvolle gezamenlijke invulling van het gezag. Daar komt bij dat gelet op alles wat er is gebeurd en nog steeds gaande is, van de moeder niet kan worden gevergd om met de vader in overleg te treden aangaande de kinderen. Het traject over de omgang maakt dat oordeel niet anders. Vooralsnog loopt dat traject moeizaam. Het staat nog niet vast dat er omgang komt en als het wel lukt, verandert dat niet direct bovenstaande situatie voor de moeder. Het hof is gelet op al het voorgaande van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Informatieregeling
3.8.5.
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. De rechter kan op grond van artikel 1:377b lid 2 BW bepalen dat deze informatie- en consultatieplicht buiten toepassing blijft indien het belang van het kind dit vereist.
3.8.6.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn partijen overeengekomen dat de moeder informatie over de kinderen met de vader zal delen via e-mail. De moeder heeft hiervoor een speciaal e-mailadres aangemaakt. De advocaat van de vader draagt er zorg voor dat het e-mailadres van de vader bij de (advocaat van de) moeder terecht komt.
3.8.7.
Zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling zal het hof een beslissing nemen over de frequentie van de informatieregeling. Het hof zal bepalen dat de moeder gehouden is eenmaal per drie maanden de vader te informeren.
Conclusie
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en een informatieregeling vastleggen.
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de familierechtelijke aard van de zaak.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 18 maart 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
bepaalt in het kader van een informatieregeling dat de moeder een keer per drie maanden per e-mail de vader informeert over het welzijn, gezondheid, schoolprestaties en ontwikkelingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en H. van Winkel en is op 9 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.