Uitspraak
18 juni 1982.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, een onderneming gevestigd te [vestigingsplaats], de Gemeente Valburg gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem. De eiseres vorderde primair de Gemeente te veroordelen tot nakoming van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een zwembad, subsidiair ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding van f 130.000,--. De Rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen, maar de Gemeente ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem, dat het vonnis van de Rechtbank vernietigde en de vorderingen van eiseres afwees. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof in zijn beoordeling enkele belangrijke aspecten over het hoofd heeft gezien. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de primaire grondslag van de vordering, namelijk de totstandkoming van de aannemingsovereenkomst, niet correct heeft behandeld. Ook heeft het Hof onterecht geoordeeld dat de schadevergoedingsplicht in een praecontractuele verhouding niet verder gaat dan gemaakte kosten en schade, zonder gederfde winst te vergoeden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder een praecontractuele verhouding tot stand komt en de gevolgen daarvan voor de schadevergoeding. De Hoge Raad heeft de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van eiseres worden begroot op f 401,20 aan verschotten en f 2.000,-- voor salaris.