ECLI:NL:GHARL:2024:4720

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.315.306
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen een vastgoedbedrijf en een kerkgenootschap met betrekking tot de verkoop van een kerkgebouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Hofmans Vastgoed B.V. tegen de Parochie, waarbij Hofmans stelt dat er een koopovereenkomst is gesloten voor de verkoop van een kerkgebouw. De rechtbank Gelderland had eerder de vorderingen van Hofmans afgewezen, omdat er volgens de rechtbank geen koopovereenkomst tot stand was gekomen. Hofmans had de Parochie aangeklaagd om medewerking te verlenen aan de levering van de kerk of schadevergoeding te eisen wegens niet-nakoming van de koopovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst is gesloten, omdat de Parochie niet de vereiste instemming van het parochiebestuur en het bisdom had verkregen. Het hof heeft ook overwogen dat Hofmans niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de mededelingen van de pastoor, aangezien deze niet alleen bevoegd was om de Parochie te vertegenwoordigen. Het hof heeft besloten dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden om nadere inlichtingen te verkrijgen over de gestelde onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.315.306
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 382244)
arrest van 16 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hofmans Vastgoed B.V.,
die is gevestigd in Groesbeek,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Hofmans,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens,
tegen
het kerkgenootschap
Parochie [naam1 ],
die is gevestigd in [plaats1] ,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: de Parochie
advocaat: mr. C.L.C. O’Connor.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Na het arrest van 13 december 2022 heeft op 5 juli 2023 een mondelinge behandeling
bij het hof plaatsgevonden waarvan een verslag (proces-verbaal) is opgemaakt. Daarna heeft de Parochie een akte met producties genomen waarna Hofmans een antwoordakte heeft genomen. Vervolgens is bepaald dat een arrest zal worden gewezen.
1.2.
Parallel aan deze bodemprocedure hebben op grond van een beschikking van dit hof van 27 september 2022 voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden op 7 februari 2023 en 22 maart 2023. De processen-verbaal van die verhoren maken onderdeel uit van deze bodemprocedure. Op de inhoud van de getuigenverklaringen zijn partijen tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2023 en in de daarop volgende aktes ingegaan.
1.3.
Het hof heeft partijen op 19 december 2023 erover geïnformeerd dat er een rechterswissel zal plaatsvinden.
1.4.
In brieven van 22 december 2023 en 8 maart 2024 heeft Hofmans het hof geïnformeerd over de actuele stand van zaken en de eventuele gevolgen daarvan voor de vorderingen in deze procedure. De Parochie heeft daarop gereageerd. Het hof heeft aan partijen laten weten dat het deze stukken buiten beschouwing zal laten omdat zij te laat zijn ingediend.

2.De kern van de zaak en het oordeel van het hof

2.1.
De Parochie was eigenaar van een perceel met kerkgebouw aan de [adres] in [plaats1] (hierna: de kerk). Volgens Hofmans heeft zij met de Parochie een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de kerk. Hofmans heeft bij de rechtbank gevorderd dat de Parochie wordt veroordeeld tot medewerking aan de levering van de kerk dan wel schadevergoeding wegens niet nakoming van de koopovereenkomst dan wel wegens het onrechtmatig afbreken van vergaande onderhandelingen.
2.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van Hofmans afgewezen omdat volgens de rechtbank geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en geen sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. De tegenvordering van de Parochie tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten is afgewezen. De Parochie heeft tegen die afwijzing geen bezwaar gemaakt en het hof ziet ook geen andere reden om hierop in hoger beroep terug te komen. Inzet van het hoger beroep van Hofmans is dat de Parochie wordt veroordeeld tot medewerking aan overdracht van de kerk aan Hofmans en dat de Parochie wordt veroordeeld tot voldoening van schadevergoeding wegens niet nakoming van de koopovereenkomst dan wel vanwege het afbreken van onderhandelingen.
2.3.
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen Hofmans en de Parochie. Het hof zal een mondelinge behandeling bepalen om nadere inlichtingen in te winnen voor de beoordeling van de vraag of sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Het hof zal voor de leesbaarheid van de beslissing eerst de feiten vaststellen, die deels overlappen met de feitenvaststelling door de rechtbank in het vonnis van 2 maart 2022. [1]

3.De vaststaande feiten

3.1.
In het Algemeen Reglement voor het bestuur van een parochie van de Rooms-Katholieke kerk (hierna: het reglement) in Nederland staat onder andere het volgende:
3. HET KERKBESTUUR (parochiebestuur)
3.1
Doel en taak van het kerkbestuurART. 241. Het kerkbestuur - ook te noemen het parochiebestuur - bestuurt de parochie voor zover het betreft het parochiaal vermogen en de zorg voor een doelmatige aanwending daarvan ten bate van de parochie, met inachtneming van het kerkelijk recht en van hetgeen de bisschop hierover bepaalt.Met name behoort tot de taak van het kerkbestuur:a. het bestuur over de roerende en onroerende zaken, die behoren tot het parochiaal vermogen;(…)9. het verrichten van andere rechtshandelingen en het aangaan van overeenkomsten ten name van de parochie.

6.VERTEGENWOORDIGINGART. 511. De parochie wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd, voor zover dit betrekking heeft op vermogensrechtelijke rechtshandelingen de parochie betreffende:ofwel door de pastoor-voorzitter (of dienst kerkrechtelijk aangewezen plaatsvervanger) en de secretaris en wel te zamen;ofwel door de vice-voorzitter, zijnde de gemachtigde conform art. 26 lid 2, en de secretaris, en wel te zamen;ofwel door hun kerkrechtelijk daartoe aangewezen plaatsvervangers, en wel te zamen.2. Zij tekenen de officiële stukken van het kerkbestuur.

(…)

8.BEHEER EN REKENPLICHTART. 531. Het kerkbestuur heeft een voorafgaande schriftelijke machtiging nodig van de bisschop voor daden, die de grenzen van het gewone beheer te buiten gaan, met name voor:(…)c. het (…) vervreemden (…) van registergoederen (…).3.2. Ten tijde van de gang van zaken die heeft geleid tot het geschil was [naam2] (hierna: [naam2] ) pastoor-voorzitter van het parochiebestuur. [naam3] (hierna: [naam3] ) was toen secretaris en [naam4] (hierna: [naam4] ) was vice-voorzitter.

3.3.
[naam5] was ten tijde van die gang van zaken middellijk bestuurder van Hofmans. Hij is lid van de Parochie en betrokken bij de Stichting tot Exploitatie van het Parochiehuis de Horst (hierna: STEP). Deze stichting maakt zich hard voor het behoud van de kerk voor de plaatselijke gemeenschap.
3.4.
Omstreeks 13 mei 2020 heeft [naam5] een bod gedaan op de kerk. [naam2] heeft in een e-mail van 13 mei 2020 aan [naam5] laten weten dat het kerkbestuur niet op dit bod kon ingaan vanwege de lopende onderhandelingen met [naam6] (hierna: [naam6] ).
3.5.
In notulen van de bestuursvergadering van de Parochie op 28 mei 2020 staat onder andere:
‘(…) Voorliggende voorlopige koopovereenkomst met dhr. [naam6] betreffende de kerk (…)Het bestuur kan nog niet instemmen met de koopovereenkomst zoals die er nu ligt. (…)Naar verluidt is ook dhr. [naam5] geïnteresseerd in de aankoop van de kerk. Gelet op de stand van de onderhandelingen met dhr. [naam6] zal het kerkbestuur geen initiatief nemen tot nader contact met dhr. [naam5] hierover. Mocht het initiatief van de heer [naam5] uitgaan, dan kan hij uiteraard aanhoord worden. Van belang is in dat geval onze positie ten aanzien van dhr. [naam6] te verduidelijken: Verdere stappen richting dhr. [naam5] zijn afhankelijk van de afloop en uitkomst van verdere gesprekken met dhr. [naam6] , waarbij het hierboven ingenomen standpunt van het kerkbestuur ten aanzien van de voorlopige koopovereenkomst leidend is”.
3.6.
Op 29 mei 2020 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [naam5] en [naam4] over de vraag of [naam5] nog geïnteresseerd was in het kopen van de kerk. [naam5] is naar [naam2] verwezen en diezelfde dag hebben zij met elkaar gesproken. Hofmans Vastgoed heeft toen een bod op de kerk gedaan van € 320.000.
3.7.
In een artikel in De Gelderlander van 9 juni 2020 waarin onder andere de voorzitter van STEP wordt geïnterviewd, wordt geschreven over de verkoop van de kerk aan Hofmans in plaats van aan [naam6] . In het artikel staat
“Pastoor [naam2] bevestigt het verhaal maar wil nog niet in gaan op de keuze”.
3.8.
[naam2] heeft op 10 juni 2020 een document genaamd koopovereenkomst aan [naam5] overhandigd. Daarin staat onder meer:
De parochie (…), ten deze vertegenwoordigd door haar voorzitter (…) [naam2] en haar secretaris (…) [naam3] , hierna te noemen: “verkoper”
en
Hofmans Vastgoed (…) vertegenwoordigd door (…) [naam5] (…), hierna te noemen: “koper” komen het navolgende overeen
Artikel 1 Verkoop en koop
1. Verkoper verkoopt aan koper en koper koopt van verkoper de eigendom van het kerkgebouw (…) tegen een koopsom van € 320.000 (…)2. Hofmans Vastgoed (…) verbindt zich aan het realiseren van het dorpshuis (…) in samenwerking met de Stichting STEP.(…)
Artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1
De akte van levering zal gepasseerd worden op ……. of zoveel eerder of later als partijen tezamen overeenkomen, (…)(…)
Artikel 11 Onttrekking aan de eredienst en machtiging tot verkoop(…)11.2 Het bestuur van de Parochie (…) zal (…) aan de bisdom machtiging vragen voor het verkopen van de kerk”.
Onderaan de koopovereenkomst staan de namen van [naam2] en [naam3] namens de verkoper en de naam van [naam5] namens de koper. [naam5] heeft op die dag, 10 juni 2020, deze koopovereenkomst namens Hofmans ondertekend.
3.9.
Op 11 juni 2020 hebben [naam2] en [naam5] met elkaar gesproken over onder andere de kadastrale grenzen.
3.10.
Op 26 juni 2020 heeft [naam2] [naam5] en zijn familie rondgeleid in de kerk.
3.11.
In een artikel in Het Gemeente Nieuws van 4 september 2020 staat onder andere:
“Namens het kerkbestuur liet vice-voorzitter [naam4] weten dat volgens hem de verkoop aan [naam5] zo klaar als een klontje is. Alleen de pastoor kan de kerk niet verkopen daar is ook een handtekening voor nodig van de penningmeester van het parochiebestuur en ook het Bisdom zal zijn goedkeuring er aan moeten geven volgens [naam4] ”.
3.12.
Op 15 december 2020 heeft de Parochie de kerk verkocht aan [naam6] voor
€ 330.000.
3.13. Uit de verklaringen die enkele getuigen in het voorlopig getuigenverhoor hebben afgelegd, wordt het volgende geciteerd.
[naam5] heeft verklaard:
“(…) Ik werd op 29 mei 2020 gebeld door [naam4] (…). Hij vertelde mij dat het bestuur van de Parochie de vorige dag had vergaderd en had besloten niet verder met [naam6] te onderhandelen over de verkoop van de kerk. Hij vroeg mij: “heb jij nog interesse?”. (…) Ik bevestigde dat ik nog steeds interesse had. Hij vertelde mij dat [naam2] het dossier behandelde en stelde voor dat ik een afspraak met [naam2] zou maken. Ik belde [naam2] en sprak diezelfde middag met hem af (…). [naam2] toonde mij een taxatierapport van de kerk dat uitkwam op een waarde van € 345.000 exclusief kosten koper. Hij vertelde mij dat ik de kerk voor € 320.000 exclusief kosten koper kon kopen. Ik heb daar heel kort over nagedacht, niet langer dan ongeveer tien seconden. Daarna heb ik hem geantwoord “dan koop ik onvoorwaardelijk de kerk, ik kan het gelijk aftikken”. Naar mijn beleving zijn wij toen tot overeenstemming over de koop gekomen. (…) Wij spraken af dat [naam2] een voorlopig koopcontract zou opstellen. Dat heeft hij ook gedaan en dat heeft hij mij op 10 juni 2020 bij mij thuis overhandigd en dat hebben wij op 11 juni 2020 doorgenomen.(…)Ik heb op 10 juni 2020 ten overstaan van [naam2] de koopovereenkomst ondertekend. (…) [naam2] zei toen tegen mij dat hij ervoor zou zorgen dat de handtekeningen van het parochiebestuur zouden worden gezet.(…)Ik realiseerde mij dat er dubbele toestemming nodig was: van het parochiebestuur en van het Bisdom. [naam2] zei mij op 10 juni 2020 dat hij dat zou regelen en dat dat goed kwam. De sfeer was niet zodanig dat ik daaraan twijfelde. Ik beschouwde dat als formaliteiten en nam aan dat het allemaal geregeld was. Na vragen over opheldering benadruk ik dat ik er op 10 juni 2020 vanuit ging dat de toestemming van het parochiebestuur al rond was, [naam2] zou dat regelen.(…)Op 11 juni 2020 hadden wij afgesproken om op 26 juni 2020 in de kerk bij elkaar te komen. (…) Toen vertelde [naam2] mij dat het parochiebestuur en het Bisdom akkoord waren met de overdracht aan mij. [naam2] vertelde mij echter ook dat er een kink in de kabel was gekomen: [naam6] had beslag laten leggen op de kerk. [naam2] vertelde mij dat ik mij daarover geen zorgen hoefde te maken. De Parochie had een goed en gereputeerd advocatenkantoor (…) in de arm genomen en [naam2] zei dat het goed zou komen. Ik ging ervan uit dat het nog wel een poos zou kunnen duren voordat de overdracht zou kunnen plaatsvinden. [naam2] en ik maakten geen concrete afspraak, anders dan dat wij elkaar op de hoogte zouden houden over de voortgang van de juridische procedure. In de daarop volgende periode tot 16 december 2020 heb ik vijf keer gebeld met [naam2] en [naam4] om te vragen hoe de stand van zaken was. zij antwoordden mij dat de procedure tegen [naam6] nog steeds liep (…)”
[naam4] heeft verklaard:
“(…) Ik belde hem[ [naam5] , toev. Hof]
om te zeggen dat als hij interesse in de aankoop van de kerk heeft dat hij meneer [naam2] zou moeten bellen. Hij zei dat hij daarna snel [naam2] zou bellen. (…) [naam5] zocht een paar maanden later contact met mij. Toen was er een kink in de kabel gekomen. [naam6] is toen ook verder in gesprek gegaan met pastoor [naam2] . Dat liep blijkbaar parallel met de gesprekken tussen [naam2] en [naam5] . (…) Er is helder gezegd dat er goedkeuring van het kerkbestuur vereist was. [naam2] moest ons nog een document met voorwaarden en onderbouwing voorleggen. Uiteindelijk moet er dan nog getekend worden door de voorzitter en de secretaris van het kerkbestuur. Als het kerkbestuur het ermee eens was moest het nog langs het bisdom. (…)“Op de vraag van de raadsheer-commissaris: ‘Maar [naam2] was geen mandaat gegeven?’:
Het was geen mandaat. Hij was wel het aanspreekpunt voor externen. Uiteindelijk moest er voor goedkeuring van het kerkbestuur van alles op papier staan, waaronder een taxatierapport en een concept-koopcontract. (…)”Op de vraag van mr. Stevens: “(…) Wanneer heeft [naam2] dat document teruggekoppeld aan het kerkbestuur?
”:“In een reguliere bestuursvergadering. Wanneer precies weet ik zo snel niet. Ik heb alleen de versie gezien met de handtekening van meneer [naam5] eronder. (…)”en op de opmerking van Mr. Stevens: “u zou volgens dat artikel hebben gezegd dat de verkoop met [naam5] zo klaar als een klontje is.”
“Ik kan dat onmogelijk hebben gezegd. Ik heb dat niet gezegd. In alle contact met de pers heb ik gezegd dat er instemming van het bestuur en het bisdom moet zijn. (…)”.
[naam2] heeft verklaard:
“(…) Ik heb hem gezegd dat ik een conceptkoopovereenkomst zou opstellen en dat ik dat verder met hem zou bespreken. (…) Ik denk dat ik (…) de overeenkomst toen naar meneer [naam5] heb gebracht en dat hij die toen heeft ondertekend. (…) Ik moet terug naar het bestuur. Ik heb geen vrijbrief. Zo gaat het altijd en zo is het ook gegaan in het geval van [naam6] . Niet de pastoor verkoopt. Ik teken in de regel als laatste. Ik weet niet zeker of ik dat toen aan meneer [naam5] heb verteld. Het is ook geen onderwerp van gesprek geweest. (…)”Op de opmerking van de raadsheer-commissaris: “Meneer [naam5] is als getuige gehoord. Die heeft verklaard dat u hem verteld heeft dat het parochiebestuur en het bisdom akkoord was met de overdracht aan hem.”:
“Dat is absoluut niet waar. (…)”Op de vraag van de raadsheer-commissaris: “Na die 26 juni 2020, heeft u toen nog contact gehad met [naam5] ?”
“Nee, op zich waren wij rond en ik moest de stukken brengen naar het kerkbestuur.Op de vraag van de raadsheer-commissaris: “Wat bedoelt u met ‘op zich rond zijn’?”
“Ik zat eigenlijk te wachten op een oordeel van het kerkbestuur. Ik was het daar ook mee eens. Met de stukken die naar het kerkbestuur zouden gaan, bedoel ik de conceptkoopovereenkomst. Dat is de overeenkomst van 10 juni 2020 die toen door [naam5] is ondertekend. (…). Ik weet niet of ik meneer [naam5] de procedure heb verteld.en op de vraag van de raadsheer-commissaris: “Heeft u dit stuk ook daadwerkelijk afgegeven aan het parochiebestuur?”:
“ja. (…) Op 15 juli 2020 heb ik ontslag genomen bij het parochie in [plaats1] . Nee ik weet dus niet wat daar toen mee gebeurd is. (…)”.
[naam3] heeft verklaard:
“Ik was destijds secretaris in het parochiebestuur. Er was volgens het bestuur sprake van onevenwichtigheid in de conceptovereenkomst met [naam6] . In een vergadering van het parochiebestuur van 28 mei 2020 is toen door iemand ingebracht dat [naam5] ook geïnteresseerd was in de aankoop van de kerk. Toen heb ik, als jurist, gezegd dat we niet aan de onderhandelingen met [naam5] konden beginnen voordat we klaar zijn met [naam6] . Het initiatief zou moeten komen vanuit [naam5] . [naam5] zou hoogstens aanhoord kunnen worden. Er was toen ook beslag gelegd op de kerk door [naam6] . Daarna heb ik geen specifieke betrokkenheid gehad. Op een zaterdagmiddag kwam [naam2] bij mij, om te vertellen dat hij bij [naam5] was geweest. [naam2] overhandigde mij toen een overeenkomst in drievoud. Voor zover ik mij herinner waren die ondertekend door zowel [naam5] als [naam2] . Die overeenkomsten heb ik toen onder mij genomen. Toen heb ik tegen [naam2] gezegd: “Dit kan zo niet, dit is niet wat we hebben afgesproken”. Daarna was de kous af wat betreft de overeenkomst met [naam5] . Daarna zijn we verder gaan onderhandelen met [naam6] . Daar is toen een overeenkomst tot stand gekomen. (..)”.
3.14.
In een emailbericht van 22 maart 2023 heeft [naam3] aan de advocaat van de Parochie geschreven:
“Ik heb het even gecheckt, ik vergiste mij, uitsluitend [naam5] heeft getekend. Wellicht dit later ter zitting rechtzetten, eventueel met productie“.Als bijlage is de koopovereenkomst overgelegd die op 10 juni 2020 door [naam5] is ondertekend.
4. De motivering van de beslissing van het hof
4.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of tussen Hofmans en de Parochie een koopovereenkomst is gesloten dan wel of Hofmans er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Parochie een zodanige koopovereenkomst was aangegaan. Bij de beoordeling van die vraag neemt het hof wat betreft de externe vertegenwoordiging als uitgangspunt dat de Parochie volgens het hierboven geciteerde artikel 51 van het reglement wordt vertegenwoordigd door de pastoor-voorzitter en de secretaris (dus [naam2] en [naam3] ) gezamenlijk of door de vicevoorzitter en de secretaris (dus [naam2] en [naam4] ) gezamenlijk. Wat betreft de interne besluitvorming van de Parochie neemt het hof als uitgangspunt dat tot de taak van het kerkbestuur onder andere behoort het bestuur over de roerende en onroerende zaken van de Parochie en dat het kerkbestuur een voorafgaande schriftelijke machtiging van de bisschop nodig heeft voor het vervreemden van registergoederen. Ook dat staat in het reglement van de Parochie. Uit de getuigenverklaring van [naam5] blijkt dat hij zich realiseerde dat voor verkoop van de kerk (bovendien) toestemming nodig was van het parochiebestuur en van het bisdom. In de door Hofmans ondertekende (concept-)koopovereenkomst staat dat het parochiebestuur het bisdom machtiging zal vragen voor het verkopen van de kerk.
[naam2] was niet alleen-vertegenwoordigingsbevoegd4.2. [naam5] heeft zowel tijdens de mondelinge behandeling als tijdens zijn getuigenverhoor verklaard dat hij wist dat [naam2] niet alleen mocht beslissen en niet alleen-vertegenwoordigingsbevoegd was. Het ook in hoger beroep door Hofmans ingenomen standpunt dat de Parochie de schijn heeft gewekt dat [naam2] alleen bevoegd was om de Parochie te vertegenwoordigen gaat niet op. Voor zover Hofmans dat met haar tweede grief betoogt, faalt deze grief.
4.3.
Hofmans heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het parochiebestuur heeft ingestemd met de verkoop van de kerk aan Hofmans, althans dat, zo begrijpt het hof, de schijn is gewekt dat het bestuur met de verkoop heeft ingestemd. Geen van deze twee grondslagen gaat op. Het hof legt hierna uit waarom.
onvoldoende onderbouwd dat het bestuur heeft besloten tot verkoop aan Hofmans4.4. Volgens Hofmans heeft het parochiebestuur ingestemd met verkoop van de kerk aan Hofmans, had [naam2] mandaat om de koopovereenkomst met Hofmans aan te gaan en is er - dus - een koopovereenkomst gesloten. Of de koopovereenkomst al of niet door [naam3] (en [naam2] ) is ondertekend doet er niet toe, want ook een mondeling tot stand gekomen besluit van het bestuur bindt de Parochie. Daar komt bij dat uit de getuigenverklaring van [naam3] volgt dat [naam2] de koopovereenkomst weldegelijk heeft ondertekend. Uit de getuigenverklaring van [naam2] volgt dat hij altijd als laatste ondertekent. Dit betekent, aldus nog steeds Hofmans, dat het bestuur over de inhoud van de koopovereenkomst dus een instemmend besluit heeft genomen.
4.5. Hofmans beroept zich hiermee op de rechtsgevolgen van de door de Parochie weersproken stelling dat het bestuur heeft ingestemd met de verkoop van de kerk aan Hofmans, al of niet mede doordat [naam2] door het bestuur gemandateerd was om tot die verkoop over te gaan. Dat betekent dat op Hofmans de stelplicht en de bewijslast rust van deze stelling. De Parochie verwijst voor haar betwisting naar de notulen van 28 mei 2020, waaruit blijkt dat het bestuur niet heeft besloten aan Hofmans te verkopen. Uit de verklaringen van [naam3] , [naam2] en [naam4] blijkt dat ook daarna geen bestuursbesluiten tot verkoop en/of tot mandatering van [naam2] tot stand zijn gekomen, aldus de Parochie.
4.6.
Het hof constateert dat er geen andere koopovereenkomst in het geding is gebracht dan de koopovereenkomst die op 10 juni 2020 door [naam5] is ondertekend. [naam3] is in zijn nadere verklaring teruggekomen op zijn getuigenverklaring dat de koopovereenkomst ook door [naam2] was ondertekend. Het hof ziet in die nadere verklaring van [naam3] reden om te twijfelen over de stelling van Hofmans dat [naam2] daaronder zijn handtekening heeft gezet. Hofmans heeft ook geen verdere onderbouwing gegeven van het standpunt dat [naam2] de koopovereenkomst heeft ondertekend. Het hof volgt Hofmans hierin daarom niet.
4.7.
Ter onderbouwing van de stelling dat de Parochie bij monde van [naam3] en [naam2] met de verkoop heeft ingestemd heeft Hofmans gewezen op (gestelde) uitlatingen van [naam2] en [naam4] . Uit die uitlatingen zou volgens Hofmans volgen dat er instemming was van zowel [naam2] als [naam3] en dat - dus - de verkoop rond was. Ook deze stelling is onvoldoende feitelijk toegelicht. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de getuigenverklaring van [naam3] , die inhoudt dat hij nooit met de verkoop van de kerk aan Hofmans heeft ingestemd. [naam2] heeft als getuige verklaard dat hij steeds heeft benadrukt dat daarvoor de instemming van het bestuur nodig was, dat hij niet alleen kon beslissen en dat ook niet heeft gedaan. Hofmans heeft ook dáártegenover onvoldoende concreets gesteld. Volgens het bericht van 4 september 2020 in het Gemeente Nieuws heeft [naam4] de verkoop aan Hofmans ‘zo klaar als een klontje’ genoemd, maar als getuige ontkent [naam4] die uitspraak te hebben gedaan. En zelfs wanneer zou blijken dat hij die uitspraak wel heeft gedaan, dan blijkt daaruit nog steeds niet van een geldig besluit van de Parochie. Hofmans heeft naar het oordeel van het hof gezien deze gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd dat het parochiebestuur de door hem gestelde besluiten heeft genomen. Hier komt nog bij dat een verkoopbesluit van het parochiebestuur voorafgaande schriftelijke machtiging van het bisdom vereist en dat Hofmans wist dat die machtiging op enig moment was vereist. Hofmans heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd dat die machtiging door het bisdom is verleend en evenmin dat het daarbij slechts om een formaliteit ging. Het hof laat in het midden in hoeverre en onder welke omstandigheden een verondersteld intern besluit van het parochiebestuur grond zou bieden voor het extern afdwingen daarvan door Hofmans. Het hof gaat daarom ook voorbij aan de stelling van Hofmans dat het bestuur (mondeling) heeft besloten tot verkoop van de kerk aan Hofmans.
Hofmans mocht er niet vanuit gaan dat het bestuur had besloten tot verkoop en tot mandatering van [naam2]4.8. Hofmans stelt zich, zo begrijpt het hof, op het standpunt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het bestuur met de verkoop aan Hofmans had ingestemd en dat [naam2] gemandateerd was om tot die verkoop over te gaan. Hofmans heeft het volgende aangevoerd. [naam4] heeft Hofmans op 29 mei 2020 gebeld met de vraag of hij nog interesse had in de koop van de kerk en heeft Hofmans verwezen naar [naam2] . Volgens Hofmans heeft [naam2] tijdens de ontmoeting diezelfde dag gezegd dat de koop rond was. [naam2] heeft dat ook bevestigd tegenover dagblad De Gelderlander. Bij het overhandigen van de koopovereenkomst heeft [naam2] de indruk gewekt dat de instemming van het bestuur rond was. Op 26 juni 2020 heeft [naam2] , in bijzijn van de familie van [naam5] , bevestigd dat het bestuur en het bisdom akkoord waren met de verkoop. Ook [naam4] heeft dit bevestigd tegenover Het Gemeente Nieuws. Ten slotte heeft [naam3] de gewekte schijn niet ontkracht. Ook in de telefooncontacten tussen [naam5] en [naam2] en [naam5] en [naam4] in het najaar van 2020 is dat niet gebeurd. Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden mocht Hofmans er, zo luidt haar standpunt, vanuit gaan dat het bestuur had ingestemd met verkoop van de kerk aan haar. Dat die verkoop niet werd geeffectueerd hing samen met het geschil dat de Parochie met [naam6] had, maar dat doet aan de gerechtvaardigde verwachting van Hofmans niet af.
4.9.
Het hof denkt hier anders over. Zoals hiervoor ook al is vastgesteld wist [naam5] dat [naam2] niet in zijn eentje kon beslissen over de verkoop van de kerk en dat [naam2] niet alleen vertegenwoordigingsbevoegd was. Daarvoor was de instemming van het bestuur respectievelijk van [naam3] nodig.
4.10.
Hofmans wijst in zijn betoog voornamelijk op gestelde mededelingen van [naam2] – tegenover [naam5] , zijn familie of de Gelderlander – met de strekking dat de verkoop aan Hofmans rond was. Hofmans kon echter, wetende dat [naam2] nu juíst niet alléén over de verkoop mocht beslissen, aan die mededelingen niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat hij de vereiste instemming en mandaat van het bestuur en instemming van het bisdom had. Dat geldt te meer nu [naam5] ook zelf als getuige innerlijk tegenstrijdig heeft verklaard: “
Na vragen over opheldering benadruk ik dat ik er op 10 juni 2020 vanuit ging dat de toestemming van het parochiebestuur al rond was, [naam2] zou dat regelen.”Met andere woorden: het moest kennelijk nog geregeld of geformaliseerd worden.
Ook het bericht in Het Gemeente Nieuws legt geen gewicht in de schaal. Weliswaar staat in dat bericht dat de verkoop volgens [naam4] zo klaar als een klontje is, maar die mededeling wordt vervolgens ontzenuwd door hetgeen [naam4] daarna heeft verklaard, namelijk dat de pastoor niet alleen kan verkopen maar dat het bestuur van de Parochie en het bisdom moeten instemmen. Ten slotte heeft Hofmans nog gewezen op het feit dat [naam3] de berichtgeving in de kranten niet heeft weersproken en dat daarmee de schijn van instemming van het bestuur met de verkoop aan Hofmans is gewekt. Bezien tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen, in het bijzonder de wetenschap van Hofmans dat niet [naam2] maar het bestuur diende te beslissen over de verkoop en het gegeven dat er geen door [naam2] en [naam3] ondertekende koopovereenkomst is of anderszins is gebleken dat [naam3] met de verkoop heeft ingestemd, acht het hof de omstandigheid dat [naam3] de berichten in de media niet actief heeft tegengesproken, onvoldoende voor een gerechtvaardigd vertrouwen bij Hofmans dat een koopovereenkomst tot stand was gekomen.
4.11.
De conclusie is dat onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan Hofmans er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het bestuur had ingestemd met de verkoop van de kerk en/of dat [naam2] gemandateerd was om namens de Parochie de verkoopovereenkomst aan te gaan. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van feiten en omstandigheden die voor risico van de Parochie komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. [2] Het hof oordeelt dus net als de rechtbank dat op geen van de aangevoerde gronden kan worden aangenomen dat een koopovereenkomst is gesloten tussen de Parochie en Hofmans. De grieven die daarop betrekking hebben treffen dus geen doel.
het hof wil nadere inlichtingen over de gestelde onrechtmatig afgebroken onderhandelingen4.12. Hofmans heeft in hoger beroep herhaald dat sprake was van vergaande onderhandelingen die eenzijdig zijn afgebroken en wel in een zodanig vergevorderd stadium dat het de parochie niet zonder meer vrijstond zich nog terug te trekken. De omstandigheden waar Hofmans in dat kader op wijst bestaan eruit dat:
- de Parochie [naam2] naar voren heeft geschoven om de mogelijkheden tot aankoop van de kerk door Hofmans te verkennen;
- [naam2] vervolgens [naam5] een document genaamd koopovereenkomst heeft overhandigd om dit te ondertekenen;
- [naam2] na die ondertekening aan [naam5] heeft verteld dat er een kink in de kabel is gekomen omdat [naam6] beslag heeft laten leggen op de kerk en dat [naam5] op de hoogte zou worden gehouden;
- [naam5] in de periode daarna (van juni tot 16 december 2020) vijf keer telefonisch contact heeft gehad met [naam2] en [naam4] en hem werd gezegd dat de procedure met [naam6] nog steeds liep;
- Hofmans op 16 december 2020 een email van de parochie heeft gekregen met de mededeling dat de eigendom was overgegaan op [naam6] .
4.13.
Het hof overweegt als volgt. Naar zijn oordeel was gezien de hiervoor (in onderdelen 4.1. tot en met 4.11.) omschreven feiten en omstandigheden niet sprake van gerechtvaardigd vertrouwen bij Hofmans dat een koopovereenkomst tot stand zou komen [3] en dus ook niet van aansprakelijkheid van de parochie tegenover Hofmans gebaseerd op zulk vertrouwen. Maar er kan daarnaast sprake zijn van een verplichting tot vergoeding van schade (gemaakte kosten) door de parochie als zij de onderhandelingen heeft afgebroken in een stadium waarin dat haar in de gegeven omstandigheden niet meer vrijstond zonder gehele of gedeeltelijke vergoeding van die kosten. [4]
4.14.
Het hof zal een mondelinge behandeling gelasten om nadere inlichtingen in te winnen over de vraag of sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen en zo ja, welke schade Hofmans daardoor heeft geleden. Indien bij later arrest zal blijken dat de Parochie aansprakelijk is, heeft het hof als voornemen om de schade bij eindarrest te begroten, in plaats dat het partijen daarvoor verwijst naar een schadestaatprocedure. Aan Hofmans wordt uit oogpunt van efficiency dan ook gevraagd om uiterlijk vier weken voorafgaand aan deze mondelinge behandeling een overzicht van de geleden schade (gemaakte kosten) aan het hof en de Parochie te verstrekken. Ter zitting kan het voorgaande worden besproken en zal ook worden onderzocht of partijen tot een (eind)regeling van het geschil kunnen komen. Het hof verzoekt beide partijen om zich ook op dit laatste voor te bereiden.
4.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
Het hof beveelt partijen samen met hun advocaten naar het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem te komen voor een mondelinge behandeling van deze zaak. Tijdens deze mondelinge behandeling zal het hof partijen om inlichtingen vragen als bedoeld in 4.14.) en met hen spreken over een onderlinge regeling van het geschil.
5.2.
Deze mondelinge behandeling zal worden gehouden voor een raadsheer van dit hof op een nog vast te stellen dag en tijdstip. Daarvoor moeten de advocaten van partijen op dinsdag 20 augustus 2024 de verhinderdata opgeven van zichzelf en van partijen voor de maanden september tot en met november 2024.
5.3.
Hofmans zal uiterlijk 28 dagen voor de zitting aan het hof en de Parochie een overzicht van de geleden schade sturen. De partij die zich tijdens de mondelinge behandeling overigens nog op nieuwe stukken wil beroepen, moet kopieën daarvan uiterlijk 14 dagen voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van het hof en aan de wederpartij sturen.
5.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, S.C.P. Giesen en P.J. van der Korst en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.

Voetnoten

2.HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671.
3.HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105.
4.HR 18 juni 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4405, NJ 1983/723.