ECLI:NL:HR:2000:AA8829
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vonnissen van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle met betrekking tot verkeersdelicten en niet-ontvankelijkheid van de vervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle. De verdachte was bij verstek veroordeeld voor twee verkeersdelicten, namelijk het handelen in strijd met artikel 32, eerste lid, van de Wegenverkeerswet en het rijden zonder verzekering. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling en was ten tijde van de cassatie gedetineerd. De Advocaat-Generaal concludeerde dat de Hoge Raad de stukken van het geding zou doorsturen naar het Gerechtshof te Arnhem, maar dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging voor het tweede tenlastegelegde feit.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanzegging van de vervolging op 18 april 2000 had plaatsgevonden, maar dat er binnen de daarvoor gestelde termijn van twee jaar geen vervolging had plaatsgevonden. Hierdoor was de verjaring van het recht tot strafvordering voor de overtreding vervallen. De Hoge Raad heeft vervolgens het vonnis van de Politierechter vernietigd en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor het tweede feit. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor verjaring en de ontvankelijkheid van de vervolging in verkeerszaken verduidelijkt.