ECLI:NL:HR:2000:AA8899
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over financiële voorkeursbehandeling en onrechtmatig handelen in vennootschapsrecht
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarin eiser, [eiser], in beroep is gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering van verweerder, [verweerder], die eiser had gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De vordering van [verweerder] was gericht op betaling van een bedrag van ƒ 76.647,83, inclusief BTW, dat eiser niet had voldaan. De Rechtbank had de vordering afgewezen, maar het Gerechtshof vernietigde dit vonnis en wees de vordering alsnog toe. Eiser ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld door een financiële voorkeursbehandeling te geven aan partners van Archis International B.V., de vennootschap waarvan hij enig bestuurder en aandeelhouder was. Het Hof concludeerde dat eiser, door activa van Archis over te dragen aan een andere vennootschap zonder betaling, de crediteuren, waaronder [verweerder], benadeelde. Eiser had moeten beseffen dat Archis in financiële problemen verkeerde en had zich moeten onthouden van het geven van voorkeursbehandelingen aan partners.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van eiser en bevestigt de beslissing van het Hof. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren van de Hoge Raad, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2000.