ECLI:NL:HR:2000:AP0565
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake billijke vergoeding voor uitzending van muziek door publieke omroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten SENA en de Nederlandse Omroep Stichting NOS. SENA vorderde een billijke vergoeding voor de uitzending van muziek door de NOS over de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997. De vordering was gebaseerd op artikel 7 van de Wet op de Naburige Rechten (WNR), waarbij SENA een vergoeding van ƒ 3.500,-- per uur voor televisie-uitzendingen en ƒ 350,-- per uur voor radio-uitzendingen eiste. De NOS bestreed de vordering en stelde in reconventie dat de billijke vergoeding jaarlijks ƒ 700.000,-- zou moeten bedragen.
De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft in eerdere vonnissen de provisionele vorderingen van SENA grotendeels toegewezen, maar de NOS heeft hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof heeft in zijn arrest van 4 april 1996 de NOS veroordeeld tot betaling van een voorschot op de billijke vergoeding, maar heeft de vorderingen van SENA in incidenteel appel afgewezen. SENA heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest de vragen van uitleg van de Richtlijn 92/100/EEG aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorgelegd. De vragen betroffen onder andere de uitleg van het begrip 'billijke vergoeding' en de maatstaven voor de vaststelling daarvan. De Hoge Raad heeft de behandeling van de overige onderdelen van het middel aangehouden totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan. Dit arrest is van belang voor de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding in het kader van de WNR en de harmonisatie van het begrip binnen de EU.