ECLI:NL:HR:2001:AA9607
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de overname van tenuitvoerlegging van een Duitse strafzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 12 april 2000. Het beroep is ingesteld door de veroordeelde, die in Duitsland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en negen maanden. De Rechtbank had de tenuitvoerlegging van deze beslissing in Nederland toelaatbaar verklaard en de veroordeelde een gelijkwaardige straf opgelegd. De veroordeelde heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.F.M. Wasser.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank de opgelegde straf voldoende heeft gemotiveerd. De klacht van de veroordeelde dat de Rechtbank geen redenen heeft gegeven voor de zwaardere straf dan de conclusie van de Officier van Justitie, werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de straf voldeed aan de wettelijke eisen en dat de opgelegde straf binnen de grenzen van het toepasselijke verdrag viel.
Daarnaast werd ook het tweede middel van de veroordeelde verworpen, dat betrekking had op de motivering van de uitspraak van de Rechtbank over de resterende tijd van de gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak te vernietigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de Rechtbank in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 23 januari 2001.