ECLI:NL:HR:2001:AA9849
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en financieringskosten in de afschrijving
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage over een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1990. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 7.107.930, maar na bezwaar en een ambtshalve beschikking was dit bedrag verlaagd. Het Gerechtshof had de aanslag verder verminderd tot ƒ 5.473.157, maar deze uitspraak werd door de Hoge Raad vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten van een bedrijfsmiddel, zoals financieringskosten, niet in aanmerking genomen moeten worden bij de bepaling van het nettorendement. Dit oordeel was van belang omdat het Hof had geoordeeld dat de financieringskosten in dit geval wel meegeteld moesten worden. De Hoge Raad concludeerde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven, omdat partijen het erover eens waren dat de financieringskosten buiten beschouwing moesten blijven. Hierdoor werd het belastbare bedrag verlaagd tot ƒ 3.532.279. De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten en bepaalde dat het griffierecht van ƒ 630 aan de belanghebbende vergoed moest worden. De uitspraak werd gedaan op 7 februari 2001.