ECLI:NL:HR:2001:AB2783
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Herstel van ouderlijk gezag na ontheffing in het belang van minderjarigen
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een vader die ontheven is van het ouderlijk gezag over zijn minderjarige kinderen. De vader, aangeduid als verzoeker tot cassatie, was op 17 september 1997 door de Rechtbank te 's-Gravenhage ontheven van het gezag. Op 10 augustus 1999 diende hij een verzoekschrift in bij dezelfde rechtbank om de eerdere beschikking te wijzigen, zodat hij weer in het gezag over zijn kinderen hersteld zou worden. De Rechtbank heeft dit verzoek op 15 maart 2000 afgewezen, waarna de vader hoger beroep aantekende bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde op 9 augustus 2000 de beschikking van de Rechtbank, wat leidde tot het cassatieberoep van de vader.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de vader, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 12 oktober 2001.