ECLI:NL:HR:2001:AD4008

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/005HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en levensonderhoud na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw op 2 maart 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Zutphen om de echtscheiding van haar huwelijk met de man, gesloten op 15 juni 1979, uit te spreken. De man heeft het verzoek bestreden en verzocht om een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud van ƒ 1.500,-- per maand. De Rechtbank heeft op 21 oktober 1999 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw gedurende één jaar na de inschrijving van de beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand aan de man een levensonderhoudsbijdrage van ƒ 1.500,-- per maand zal betalen. Na dit jaar werd de bijdrage op nihil gesteld.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, waar de vrouw incidenteel beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft op 14 maart 2000 partijen gehoord en de vrouw toegelaten tot het leveren van bewijs over de inkomsten van de man uit de horeca. In een tussenbeschikking van 23 mei 2000 heeft het Hof de man in de gelegenheid gesteld zijn behoefte aan een onderhoudsbijdrage van ƒ 1.500,-- aan te tonen. Uiteindelijk heeft het Hof op 14 november 2000 de bestreden beschikking bekrachtigd en de bijdrage van de vrouw aan de man opnieuw vastgesteld op ƒ 1.500,-- per maand, met terugwerkende kracht vanaf de inschrijving van de beschikking.

Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatierekest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen en de beschikking van het Hof bevestigd.

Uitspraak

12 oktober 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/005HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 maart 1999 ter griffie van de Rechtbank te Zutphen ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en de echtscheiding van het tussen partijen op 15 juni 1979 te [...] gesloten huwelijk uit te spreken.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - heeft het verzoek tot echtscheiding bestreden en de Rechtbank verzocht te bepalen dat de vrouw zal bijdragen in de kosten van het levensonderhoud van de man met een bedrag van ƒ 1.500,-- per maand, althans een zodanig bedrag als de Rechtbank in goede justitie zal bepalen.
Nadat de Rechtbank partijen op 8 september 1999 had gehoord, heeft de Rechtbank bij beschikking van 21 oktober 1999 echtscheiding uitgesproken tussen partijen op 15 juni 1979 te [...] met elkaar gehuwd en bepaald dat de vrouw vanaf de dag waarop de beschikking voorzover daarbij de echtscheiding is uitgesproken is ingeschreven in de desbetreffende registers van de Burgerlijke Stand, gedurende één jaar vanaf die dag aan de man voor levensonderhoud zal betalen de som van ƒ 1.500,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en de bijdrage van de vrouw na afloop van dat jaar op nihil bepaald.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
De vrouw heeft incidenteel beroep ingesteld.
Nadat het Hof op 14 maart 2000 partijen had gehoord, heeft het Hof bij tussenbeschikking, alvorens verder te beslissen, de vrouw toegelaten tot het leveren van bewijs dat de man inkomsten ontvangt uit werkzaamheden in de horeca.
Nadat het Hof bij tussenbeschikking van 23 mei 2000 de man in de gelegenheid had gesteld schriftelijk aan te tonen dat zijn behoefte aan een onderhoudsbijdrage ƒ 1.500,-- bedraagt, waarna de vrouw binnen twee weken mag reageren, heeft het Hof bij beschikking van 14 november 2000, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep, de bestreden beschikking voorzover aan het oordeel van het Hof onderworpen bekrachtigd en daarbij de door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de man bepaald op ƒ 1.500,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, vanaf de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand en de bestreden beschikking vernietigd voorzover daarbij de door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de man is beperkt tot één jaar na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en die bijdrage vanaf dat moment op nihil is bepaald.
De beschikkingen van het Hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikkingen van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 101a RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 oktober 2001.