ECLI:NL:HR:2001:AD4496

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/083HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de statuten van de Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting

In deze zaak heeft het bestuur van de Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting, gevestigd te Driebergen-Rijsenburg, op 14 juni 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Utrecht om de statuten van de stichting te wijzigen. Het bestuur wilde artikel 2 van de statuten aanpassen, zodat de stichting financiële en morele steun kan bieden aan Protestantse inwoners van de gemeente Driebergen-Rijsenburg die deze steun nodig hebben, evenals aan Protestantse kerkgenootschappen en instellingen met een sociaal-culturele doelstelling. De Rechtbank heeft op 20 juli 2000 het verzoek toegewezen.

Echter, [verweerder] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam tegen deze beschikking, met het verzoek om de wijziging van de statuten af te wijzen en het doel van de stichting te beperken tot natuurlijke personen. Na een mondelinge behandeling op 6 maart 2001 heeft het Hof op 26 april 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en het verzoek tot wijziging van de statuten afgewezen.

Het bestuur heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de beschikking van het Gerechtshof vernietigd en verklaarde [verweerder] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte [verweerder] in zijn hoger beroep had ontvangen, aangezien het beroepschrift te laat was ingediend, in strijd met de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de eindbeschikking. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en het bestuur in het gelijk gesteld.

Uitspraak

7 december 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/083HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoeker 2],
3. [Verzoeker 3],
allen wonende te [woonplaats],
tezamen vormende het bestuur van: de stichting "Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting", gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 juni 2000 ter griffie van de Rechtbank te Utrecht ingediend verzoekschrift hebben verzoekers tot cassatie - verder gezamenlijk te noemen: het bestuur - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de statuten van de stichting "Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting" te Driebergen-Rijsenburg - hierna: de stichting - te wijzigen in die zin dat artikel 2 als volgt komt te luiden:
"De Stichting heeft ten doel het geven van financiële en morele steun aan bij voorkeur Protestantse inwoners van de gemeente Driebergen-Rijsenburg, die tengevolge van hun leeftijd of andere redenen deze steun behoeven, dan wel aan bij voorkeur in de gemeente Driebergen-Rijsenburg gevestigde Protestantse kerkgenootschappen of aan in die gemeente gevestigde instellingen of rechtspersonen met een bij voorkeur Protestantse signatuur en voor wat betreft deze laatstbedoelde instellingen en rechtspersonen met een sociaal-culturele doelstelling, een en ander te bepalen door het bestuur", dan wel op zodanige wijze als de Rechtbank juist zal achten.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 20 juli 2000 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft verzocht de beschikking van de Rechtbank te vernietigen en het verzoek tot wijziging van de statuten van de stichting af te wijzen, althans zodanige wijziging aan te brengen dat het doel van de stichting beperkt blijft tot natuurlijke personen.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Na mondelinge behandeling van de zaak op 6 maart 2001, heeft het Hof bij beschikking van 26 april 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot wijziging van de statuten van de stichting afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft het bestuur beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de beschikking van het Hof en tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] in zijn hoger beroep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 Bij de bestreden beschikking heeft het Hof, zoals hiervoor onder 1 reeds vermeld, een beschikking van de Rechtbank waarbij op verzoek van het bestuur de statuten van de stichting waren gewijzigd, op een door [verweerder] daartegen ingesteld hoger beroep vernietigd en het verzoek tot wijziging van de statuten alsnog afgewezen.
3.2 Bij middel I wordt met een beroep op art. 996, aanhef en onder d, Rv. betoogd dat het Hof ten onrechte [verweerder] in zijn hoger beroep heeft ontvangen.
3.3 Genoemde bepaling houdt in dat in zaken als de onderhavige, strekkende tot wijziging van de statuten van een stichting, het hoger beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden na de dagtekening van de eindbeschikking. Deze bepaling, die in afwijking van art. 429n lid 2 Rv. een bijzondere appèltermijn inhoudt, is van openbare orde en behoort daarom door de rechter ambtshalve te worden toegepast.
3.4 In aanmerking genomen dat de beschikking van de Rechtbank als dagtekening 20 juli 2000 vermeldt en dat voorts het beroepschrift van [verweerder] eerst op 11 januari 2001 bij het Hof werd ingediend, had het Hof derhalve [verweerder] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren, zodat het middel slaagt. De Hoge Raad kan zelf de zaak in deze zin afdoen.
3.5 Een en ander brengt mee dat het bestuur bij een behandeling van middel II geen belang heeft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 april 2001;
verklaart [verweerder] in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 20 juli 2000 niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 december 2001.