ECLI:NL:HR:2001:ZC3651
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- R. Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een arrest van het Hof te Amsterdam met betrekking tot een civiele zaak
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eiser tegen een arrest van het Hof te Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van 8 april 1994 en 2 mei 1997, waarin het principaal beroep werd verworpen en het Hof werd verzocht om verdere behandeling van de zaak. Na de verwijzing heeft het Hof getuigen gehoord en het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Het arrest is gewezen door vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers en O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer R. Herrmann op 21 september 2001.