ECLI:NL:HR:2001:ZD2513
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking Gerechtshof over vervolging verdachte in strafzaak met betrekking tot onverschuldigde betaling en valsheid in geschrift
In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte buiten vervolging is gesteld. De verdachte, directeur van [C B.V.], was betrokken bij een civiele procedure waarin [C B.V.] een tegenvordering had ingesteld tegen de Zwitserse vennootschap [G] S.A. wegens onverschuldigde betaling. De Zwitserse vennootschap had echter bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat de tegenvordering gefingeerd was en dat er vermoedens bestonden van strafbare feiten door de verdachte. De rechter in de civiele procedure had deze stukken ter kennis van het Openbaar Ministerie gebracht, wat leidde tot een gerechtelijk vooronderzoek tegen de verdachte.
Het Gerechtshof oordeelde dat de verdachte buiten vervolging moest worden gesteld, omdat de rechter in de civiele procedure niet vrijstond om aangifte te doen van strafbare feiten die hem door een partij waren medegedeeld. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad stelt vast dat de rechter in dit geval wel degelijk de bevoegdheid had om aangifte te doen, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat de belangen van de verdachte en de fundamentele rechten in een eerlijk proces gewaarborgd moeten worden, maar dat dit niet betekent dat het Openbaar Ministerie geen recht heeft op vervolging wanneer er sprake is van misleiding van de rechter. De beslissing van het Hof wordt als onvoldoende gemotiveerd beschouwd, en de Hoge Raad geeft aan dat de zaak opnieuw moet worden beoordeeld.