ECLI:NL:HR:2002:AD7857

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00082/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], had in hoger beroep een veroordeling gekregen tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van zestig uren, in plaats van vier weken gevangenisstraf, en een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld. Het Hof had eerder een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak, omdat het geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden aanwezig waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 12 maart 2002 door de vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs.

Uitspraak

12 maart 2002
Strafkamer
nr. 00082/01
ag/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 27 november 2000, nummer 21/001731-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 21 februari 2000 - de verdachte ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van zestig uren, in plaats van vier weken gevangenisstraf, alsmede tot een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 12 maart 2002.