ECLI:NL:HR:2002:AD7857
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], had in hoger beroep een veroordeling gekregen tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van zestig uren, in plaats van vier weken gevangenisstraf, en een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld. Het Hof had eerder een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak, omdat het geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden aanwezig waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 12 maart 2002 door de vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs.