ECLI:NL:HR:2002:AD8180
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over G-rekening en onrechtmatige betalingen door onderaannemer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Hatral Leidschendam B.V. en de Staat der Nederlanden, de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid en de Ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een geschil over betalingen die door een onderaannemer, [A] v.o.f., zijn gedaan van een geblokkeerde G-rekening naar de rekening van Hatral. De Staat en de Bedrijfsvereniging vorderden betaling van een bedrag van ƒ 157.302,84, vermeerderd met rente, omdat zij van mening waren dat deze betalingen onrechtmatig waren gedaan zonder hun toestemming.
Hatral had een G-rekeningovereenkomst gesloten met de Staat en de Bedrijfsvereniging, maar accepteerde betalingen van de G-rekening van [A] zonder de vereiste toestemming. De Rechtbank te 's-Gravenhage had in eerste instantie de vordering van de Staat c.s. toegewezen, maar het Gerechtshof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat Hatral aansprakelijk was voor de onrechtmatige betalingen. Hatral ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad oordeelde dat Hatral als houdster van een G-rekening had moeten beseffen dat de gelden op deze rekening aan de Staat waren verpand en dat toestemming vereist was voor betalingen die niet gerelateerd waren aan belasting- en premieschulden. De Hoge Raad verwierp het beroep van Hatral en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij Hatral werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van houders van G-rekeningen en de noodzaak van toestemming voor betalingen vanuit deze rekeningen.