ECLI:NL:HR:2002:AE1752
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- S.P. Bakker
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van de uitreiking van de dagaanzegging in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 20 maart 2001. De verdachte, geboren in 1978 en gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao, had beroep in cassatie ingesteld. De zaak draaide om de geldigheid van de uitreiking van de dagaanzegging voor de behandeling van het cassatieberoep. De Hoge Raad onderzocht of de aanzegging op de juiste wijze was betekend, conform de artikelen 642 tot en met 647 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (SvNA).
De Hoge Raad oordeelde dat de aanzegging niet rechtsgeldig was betekend, omdat deze niet persoonlijk aan de verdachte kon worden uitgereikt. Bij de aanbieding op de woonplaats van de verdachte was niemand aanwezig, waardoor de aanzegging niet kon worden overhandigd. De wet schrijft voor dat als de betekening niet kan plaatsvinden, een afschrift van de aanzegging aan de officier van justitie moet worden overhandigd, zodat deze het aan de verdachte kan doen toekomen. Dit was in deze zaak niet gebeurd, wat leidde tot de conclusie dat de betekening nietig was.
De Hoge Raad besloot dat de zaak van de rol werd gevoerd, zodat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad een nieuwe dagaanzegging voor de behandeling in cassatie kon uitgeven. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening in het strafproces en de rechten van de verdachte in de cassatieprocedure.