ECLI:NL:HR:2002:AE7012

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/003HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieprocedure en schorsing van rechtswege bij verlies van hoedanigheid van advocaat

In deze zaak heeft de eiseres tot cassatie, wonende op de Nederlandse Antillen, op 12 januari 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad tegen de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 1 juni 1999 en 12 oktober 1999. Het verzoekschrift is ondertekend door mr. D. Koningen, advocaat bij de Hoge Raad. De griffie van de Hoge Raad heeft de verweerders in cassatie op 17 januari en 1 februari 2000 een afschrift van het verzoekschrift gestuurd, met de mededeling dat zij tot en met 17 april 2000 een verweerschrift konden indienen. Echter, de verweerders hebben geen verweerschrift ingediend.

Op de datum voor schriftelijke toelichting, 9 februari 2001, heeft de eiseres geen toelichting gegeven en is de zaak van de rol gevoerd. De griffie heeft vervolgens meerdere pogingen ondernomen om mr. Koningen te bereiken om het procesdossier in te leveren, maar zonder succes. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd dat de procedure met ingang van 15 december 2000 van rechtswege is geschorst, omdat mr. D. Koningen zijn praktijk heeft neergelegd en van het tableau is geschrapt.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba geen bepalingen bevat over het verlies van de hoedanigheid van advocaat. Daarom is het cassatieberoep beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals dat gold tot 1 januari 2002. De Hoge Raad heeft beslist dat de procedure met ingang van 15 december 2000 van rechtswege is geschorst, en dit arrest is uitgesproken op 25 oktober 2002 door vice-president P. Neleman en raadsheren A. Hammerstein en P.C. Kop.

Uitspraak

25 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. R00/003HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende [te woonplaats], Nederlandse Antillen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. D. Koningen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
3. [Verweerder 3],
allen wonende [te woonplaats], Nederlandse Antillen,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 12 januari 2000 beroep in cassatie ingesteld tegen de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 1 juni 1999 en 12 oktober 1999, welk verzoekschrift is ondertekend door mr. D. Koningen, advocaat bij de Hoge Raad.
Bij aangetekende brieven van 17 januari 2000 en 1 februari 2000 heeft de griffie van de Hoge Raad verweerders in cassatie een afschrift van het verzoekschrift van [eiseres] gestuurd met de mededeling dat zij uiterlijk tot en met 17 april 2000 een verweerschrift konden indienen.
Verweerders in cassatie hebben geen verweerschrift ingediend.
Op de voor het nemen van schriftelijke toelichting bepaalde dag, 9 februari 2001, is namens [eiseres] geen schriftelijke toelichting genomen en is ook niet gefourneerd. Met ingang van die datum is de zaak van de rol gevoerd.
De griffie van de Hoge Raad heeft op 16 mei 2001, 27 september 2001, 2 oktober 2001 en op 29 november 2001 tevergeefs telefonisch contact gezocht met mr. Koningen om hem te vragen het procesdossier in te leveren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt ertoe dat de Hoge Raad zal verstaan dat de procedure met ingang van 15 december 2000 van rechtswege is geschorst.
2. Beoordeling
Uit de conclusie van de Advocaat-Generaal blijkt dat mr. D. Koningen met ingang van 15 december 2000 zijn praktijk heeft neergelegd en van het tableau is geschrapt. Nu de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet van 20 juli 1961, Stb. 212) geen bepaling betreffende het verlies van de hoedanigheid van advocaat bevat, dient dit cassatieberoep te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals dat gold tot 1 januari 2002. De elfde titel van dit Wetboek bevat geen regeling voor het geval dat een advocaat in de loop van de cassatieprocedure zijn hoedanigheid van advocaat verliest. Derhalve dient te worden beslist naar analogie van de regeling van art. 254 lid 4 (oud) in verbinding met 256 lid 2 (oud) Rv.
3. Beslissing
De Hoge Raad verstaat dat de procedure met ingang van 15 december 2000 van rechtswege is geschorst.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 25 oktober 2002.