ECLI:NL:HR:2002:AE7634
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake overtreding van de Ontgrondingenwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 27 februari 2001 werd uitgesproken. De verdachte was eerder veroordeeld door de economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen voor overtreding van de Ontgrondingenwet. De Hoge Raad behandelt de vraag of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De verdachte had hoger beroep ingesteld op 12 juli 1999, maar het dossier kwam pas op 19 juni 2000 bij het Hof binnen, wat leidde tot een overschrijding van de inzendingstermijn. Het Hof oordeelde dat er geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding verbonden hoefden te worden, omdat de zaak binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep was behandeld.
De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien er meer dan negentien maanden zijn verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en de einduitspraak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en vermindert deze naar € 735,-. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering door de lagere rechters.