ECLI:NL:HR:2003:AE7337
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en vrijstelling voor zuiveringswerken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft aanslagen in de onroerendezaakbelastingen die zijn opgelegd aan de Stichting X voor het jaar 1996. De aanslagen waren gebaseerd op een heffingsgrondslag van ƒ 9.928.000, maar na bezwaar van belanghebbende heeft de directeur van de Dienst Gemeentelijke Belastingen de aanslagen gehandhaafd. Het Hof heeft de uitspraak van de directeur vernietigd en de aanslagen verminderd tot een heffingsmaatstaf van ƒ 7.138.000. Het college van burgemeester en wethouders heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende, opgericht door zeven Westlandse gemeenten, eigenaar en gebruiker was van een composteringsinrichting. Deze inrichting verwerkte tuinafval tot compost en had een eigen waterzuiveringsinstallatie gebouwd na een verbod van het Hoogheemraadschap van Delfland om afvalwater direct naar hun installatie te leiden. De Hoge Raad heeft de relevante wetgeving omtrent vrijstellingen voor onroerende goederen die zijn bestemd voor de zuivering van afvalwater besproken, en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte het beroep van belanghebbende op verdragsbepalingen heeft gehonoreerd.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de uitspraak van de directeur van de Dienst Gemeentelijke Belastingen bevestigd. Dit arrest benadrukt de beoordelingsvrijheid van de wetgever in fiscale zaken en de noodzaak van een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor ongelijke behandeling in belastingheffing.