ECLI:NL:HR:2003:AF0205
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een kind door de biologische vader
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, bij de Rechtbank te Utrecht een verzoekschrift ingediend om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van zijn biologische kind, dat geboren is uit kunstmatige inseminatie. De moeder, verweerster in cassatie, heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft de man ontvankelijk verklaard en hem toestemming verleend om het kind te erkennen. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd en de man niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzoek. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wetgever in artikel 1:204 lid 3 BW een beperkte betekenis heeft gegeven aan het begrip 'verwekker', wat betekent dat alleen de man die op natuurlijke wijze het kind heeft verwekt, onder dit begrip valt. De Hoge Raad heeft echter ook opgemerkt dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bescherming biedt aan de biologische vader die 'family life' heeft met zijn kind, ongeacht de wijze van zwangerschap. Het Hof had moeten onderzoeken of er voldoende concrete omstandigheden waren die het bestaan van 'family life' tussen de man en het kind konden aannemen.
Desondanks heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, omdat hij geen belang had bij zijn cassatie. De Hoge Raad concludeerde dat, zelfs als er 'family life' zou bestaan, de moeder een rechtens te respecteren belang had bij haar weigering om toestemming te verlenen voor de erkenning. De moeder en haar levensgezellin waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en streefden ernaar juridische ouders van het kind te worden, waarbij de levensgezellin het kind wilde adopteren. De Hoge Raad heeft daarom de beslissing van het Hof bevestigd en het beroep verworpen.