ECLI:NL:HR:2003:AF3414

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/233HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tekortkoming in verkoopbemiddelingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 9 juli 1999 verweerder in cassatie, bekend als Holland Marine Service (HMS), gedagvaard voor de Rechtbank te Zwolle. Eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat HMS tekortgeschoten was in de nakoming van een verkoopbemiddelingsovereenkomst, die betrekking had op schilderwerkzaamheden en reparaties aan zijn zeilschip. Eiser vorderde tevens een schadevergoeding van ƒ 52.113,63, vermeerderd met wettelijke rente. HMS heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 54.850,-- gevorderd, vermeerderd met een bedrag per dag tot de verwijdering van de boot en wettelijke rente. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 22 september 1999 een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast en bij tussenvonnis van 10 november 1999 bewijslevering opgedragen aan eiser. Uiteindelijk heeft de Rechtbank op 7 juni 2000 de vordering in conventie afgewezen en in reconventie opnieuw een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 15 mei 2001 de vonnissen heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van HMS zijn begroot op € 683,94 aan verschotten en € 1.365,-- aan salaris.

Uitspraak

18 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/233HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
[verweerder], handelende onder de naam HOLLAND MARINE SERVICE, wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 9 juli 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: HMS - gedagvaard voor de Rechtbank te Zwolle en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat HMS jegens [eiser] in de nakoming van de door [eiser] met HMS gesloten verkoopbemiddelingsovereenkomst respectievelijk daarop gebaseerde overeenkomsten, strekkende tot het verrichten van schilderwerkzaamheden respectievelijk reparaties aan het zeilschip van [eiser], toerekenbaar tekort geschoten is en mitsdien gehouden is de aan het zeilschip van [eiser] opgetreden schade te vergoeden, en
2. HMS te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een bedrag van ƒ 52.113,63, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 47.500,-- vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
HMS heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd [eiser] te veroordelen om aan HMS te betalen een bedrag van ƒ 54.850,--, vermeerderd met het bedrag van ƒ 150,-- per dag tot de datum van verwijdering van de boot en vermeerderd met de wettelijke rente.
[Eiser] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 22 september 1999 een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast en bij tussenvonnis van 10 november 1999 in conventie [eiser] bewijslevering opgedragen. Na enquête heeft de Rechtbank bij vonnis van 7 juni 2000 in conventie de vordering afgewezen en in reconventie wederom een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast.
Tegen de vonnissen van 10 november 1999 en 7 juni 2000, voorzover in conventie gewezen, heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 15 mei 2001 heeft het Hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
HMS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 7 februari 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HMS begroot op € 683,94 aan verschotten en € 1.365,-- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 18 april 2003.