ECLI:NL:HR:2003:AF9433

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/097HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake de levering van onroerend goed en bevoegdheid van de rechtbank

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], verweerder, eveneens wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde primair dat verweerder zou worden veroordeeld om het pand aan de [A-straat] met bijbehorende grond te leveren, waarbij de waardering van het agrarisch gebruik van de woning zoals getaxeerd door Vollebregt-Barten in het rapport van 8 januari 1998, gecorrigeerd in de brief van 30 januari 1998, zou worden aangehouden. Subsidiair vorderde eiser een verklaring voor recht dat bij verkoop door verweerder de waardering van het agrarisch gebruik van de woning zou worden aangehouden. Verweerder heeft een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen en verzocht om de zaak te verwijzen naar het Scheidsgerecht, met veroordeling van eiser in de kosten van het geding. De rechtbank heeft de incidentele vordering afgewezen en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat bij arrest van 10 januari 2002 de rechtbank onbevoegd verklaarde. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president P. Neleman als voorzitter en raadsheren A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 12 september 2003.

Uitspraak

12 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/097HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.A. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 28 juni 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te leveren het pand [A-straat] met bijbehorende grond te [plaats] waarbij de waardering wordt aangenomen van het agrarisch gebruik van de woning zoals getaxeerd door Vollebregt-Barten in het rapport van 8 januari 1998, gecorrigeerd in de brief van 30 januari 1998;
2. te verklaren voor recht dat [eiser] recht heeft om voormeld pand in eigendom te verwerven, waarbij de waardering wordt aangehouden van het agrarisch gebruik van de woning en niet gelijk [verweerder] aangeeft de waarde van de woning in het vrije verkeer zonder beperkingen uit hoofde van het bestemmingsplan en voorts [verweerder] te veroordelen om voormelde woning te leveren aan [eiser], zijnde de eigenaar en exploitant van de bij de woning behorende tuinderij, een en ander - zowel voor 1 als 2 - op straffe van een dwangsom van ƒ 100.000,-- per dag dat [verweerder] weigert aan de levering zijn medewerking te verlenen;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat bij verkoop door [verweerder] de waardering wordt aangehouden van het agrarisch gebruik van de woning en niet de waarde van die woning in het vrije verkeer zonder beperkingen uit hoofde van het bestemmingsplan, en
[verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de kosten van de beslaglegging.
[verweerder] heeft een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil en de zaak in de stand waarin deze zich thans bevindt, te verwijzen naar het Scheidsgerecht zoals bedoeld in art. 24 van het vennootschapscontract, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.
[eiser] heeft de incidentele vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 1 maart 2000 de incidentele vordering afgewezen en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Tegen dit incidenteel vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 10 januari 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de rechtbank onbevoegd verklaard kennis te nemen van de ingestelde vorderingen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein
en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 12 september 2003.