ECLI:NL:HR:2004:AP1373
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag bij co-ouderschap en aftrek wegens buitengewone lasten
In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek wegens buitengewone lasten in verband met de kinderbijslag voor zijn kinderen na de beëindiging van zijn relatie met A. Belanghebbende, de vader van twee kinderen, heeft in 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Het Hof heeft de aanslag verminderd, maar de Staatssecretaris van Financiën heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende en A na hun relatie zijn overeengekomen om gezamenlijk zorg te dragen voor hun kinderen, die in nagenoeg gelijke mate in beide huishoudens verblijven. De Sociale Verzekeringsbank keert de kinderbijslag uit aan beide ouders voor de helft. Belanghebbende betoogde dat hij recht heeft op aftrek wegens buitengewone lasten, omdat hij geen kinderbijslag heeft ontvangen. Het Hof heeft dit betoog gevolgd, maar de Staatssecretaris van Financiën was het hier niet mee eens en heeft cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting van belanghebbende onjuist is. Volgens de wetgeving moet worden aangenomen dat recht op aftrek wegens buitengewone lasten bestaat indien de belastingplichtige geen recht op kinderbijslag heeft of dit recht niet kan geldend maken. In dit geval kunnen beide ouders hun recht op kinderbijslag voor 50 procent geldend maken. Voor zover zij dit recht niet kunnen uitoefenen, hebben zij recht op aftrek wegens buitengewone lasten. De Hoge Raad concludeert dat het Hof de regelgeving correct heeft toegepast en verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond.
De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het griffierecht vastgesteld op € 409 voor de Staat in verband met het cassatieberoep.