ECLI:NL:HR:2004:AR3225
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beroep op noodweer bij doodslag in relatiesfeer
In deze zaak gaat het om een beroep op noodweer in het kader van een doodslag in de relatiesfeer. De Hoge Raad heeft op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1951, was eerder veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk, voor doodslag. De verdachte had aangevoerd dat zij handelde uit noodweer, omdat zij zich bedreigd voelde door het slachtoffer, die haar trachtte te wurgen. Het Hof had echter het beroep op noodweer verworpen, met de overweging dat er bij eerdere incidenten tussen de verdachte en het slachtoffer nooit sprake was geweest van een levensbedreigende situatie. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof deze eerdere incidenten niet als bewijs kon aanvoeren om het beroep op noodweer te verwerpen. Het ontbreken van een levensbedreigende situatie in het verleden sluit niet uit dat er op het moment van het delict wel degelijk sprake was van een noodweersituatie. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden waaronder een noodweersituatie kan ontstaan, vooral in situaties van huiselijk geweld.