ECLI:NL:HR:2006:AS8020
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onderhoudskosten en belastingaanslag voor deelgenoot in onverdeelde eigendom
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 september 2004. De belanghebbende, die samen met zijn broer een woonboerderij bezit, kreeg voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.478. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 28.468.
De zaak draait om de vraag of de belanghebbende recht heeft op aftrek van onderhoudskosten die door zijn broer zijn betaald. De broer had in 2000 een factuur van ƒ 53.219 voor onderhoud aan de woonboerderij voldaan. De belanghebbende stelde dat hij recht had op aftrek van zijn aandeel in deze kosten, zijnde ƒ 26.610. Het Hof oordeelde dat de broer als penvoerder optrad en dat de betaling door de broer ook als betaling door de belanghebbende kon worden beschouwd, omdat de kosten voor hun gezamenlijke eigendom waren.
In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld of de belanghebbende de onderhoudskosten volledig in aftrek kon brengen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof, dat de onderhoudskosten door de belanghebbende waren betaald in de zin van artikel 38, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 8 september 2006.