ECLI:NL:HR:2006:AW1750
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de berekening van rente bij langlopende leningen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000, opgelegd aan X B.V. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar bedrag van ƒ 15.359, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. X B.V. ging in beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft X B.V. cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, terwijl de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en incidenteel beroep in cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de bepalingen in de overeenkomst van geldlening die X B.V. had gesloten met B B.V., waarbij de rente en de voorwaarden voor betaling van de lening aan de orde kwamen. De Hoge Raad oordeelde dat de rente over de lening niet op de gebruikelijke wijze kon worden berekend, maar dat de contante waarde van de rente in aanmerking moest worden genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag moest worden verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 14.957.
De Hoge Raad verklaarde het principale beroep van X B.V. gegrond en het incidentele beroep van de Staatssecretaris ongegrond. Tevens werd bepaald dat de Staat aan X B.V. het griffierecht moest vergoeden, zowel voor de cassatieprocedure als voor de procedure bij het Hof. De uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur werden vernietigd, en de Hoge Raad heeft de zaak afgedaan zonder verdere proceskostenveroordeling.