ECLI:NL:HR:2007:AZ2497
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beperkingen op de vrijheid van godsdienst in relatie tot de Opiumwet en ayahuasca
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de inbeslagname van ayahuasca, een vloeistof die DMT bevat en onder de Opiumwet valt. De klaagster, lid van de [A] kerk, had een beklag ingediend tegen de inbeslagname van de vloeistof, die zij gebruikte voor religieuze doeleinden. Het hof had eerder geoordeeld dat het verbod op het bezit van ayahuasca gerechtvaardigd was ter bescherming van de volksgezondheid, en dat dit een noodzakelijke beperking vormde van de vrijheid van godsdienst zoals beschermd door artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De klaagster betoogde dat het gebruik van ayahuasca niet schadelijk was voor de volksgezondheid en dat zij haar godsdienst ook zonder het gebruik van deze vloeistof kon belijden. De Hoge Raad bevestigde echter het oordeel van het hof, dat het verbod op het bezit van ayahuasca niet onevenredig was en dat de bescherming van de volksgezondheid zwaarder woog dan de vrijheid van godsdienst in dit geval. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klaagster, waarbij werd benadrukt dat de inbeslagname van de vloeistof in overeenstemming was met de Opiumwet en dat er geen rechtsregel was die in de weg stond aan het oordeel van het hof.