ECLI:NL:HR:2007:AZ3281

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00416/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het onmiddellijkheidsbeginsel en samenstelling van het gerecht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 september 2005. De verdachte, geboren in 1957 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.J.J.E. Stassen. De zaak draait om de vraag of de samenstelling van het gerechtshof correct was, gezien het feit dat in het eindarrest werd vermeld dat het mede was gewezen door raadsheren die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof.

De Hoge Raad heeft op 13 februari 2007 uitspraak gedaan. In de beoordeling van de middelen heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat er in cassatie niet is geklaagd over de samenstelling van het gerechtshof, wat een belangrijke factor was in de beslissing.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

13 februari 2007
Strafkamer
nr. 00416/06
SY/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 september 2005, nummer 20/003681-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat er in cassatie niet over is geklaagd dat in het eindarrest van 16 september 2005 - al dan niet bij vergissing - is vermeld dat het mede is gewezen door raadsheren die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2005 alwaar de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 13 februari 2007.