ECLI:NL:HR:2007:BA4803
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kwijtschelding van schenkingsrecht in het kader van bedrijfsopvolging
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 mei 2005, betreffende een verzoek tot kwijtschelding van schenkingsrecht. De zaak is ontstaan na een beschikking van 22 september 2000, waarin het verzoek van belanghebbende tot kwijtschelding van schenkingsrecht werd afgewezen. Na het indienen van bezwaar, werd deze beschikking gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vader van belanghebbende op 15 augustus 1997 zijn aandeel in een vennootschap aan belanghebbende heeft verkocht, waarbij een deel van de overnamesom als schuld is blijven staan. Deze schuld werd op 6 januari 1998 door de vader kwijtgescholden, wat leidde tot een aanslag in het recht van schenking op 26 april 1999. Belanghebbende verzocht de Ontvanger om kwijtschelding van het schenkingsrecht, maar dit verzoek werd afgewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat de wet geen aanspraak biedt op de kwijtscheldingsfaciliteit zoals bedoeld in artikel 26, lid 3, van de Invorderingswet 1990. De passage in de wet die betrekking heeft op de verkrijging van ondernemingsvermogen, beperkt zich tot de waarde van het ondernemingsvermogen en biedt geen versoepeling van de voorwaarden voor kwijtschelding. De Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Hof en verklaart het beroep ongegrond, zonder termen voor een veroordeling in de proceskosten.